Naar een heet gebakerd juridisch debat over sociale huisvesting (2)

Het is na enig eenzijdig tieren-en-tuiten toch nog tot een gemoedelijk, therapeutisch telefonisch gesprek gekomen met raadslid Carl Decaluwé.
Het is zelfs niet ondenkbaar dat hij in de komende gemeenteraad van 10 maart zijn vraag zal intrekken om op Goed te Boevekerke minimum 25 procent sociale woningen te voorzien.

Het werd voor ons beiden algauw duidelijk dat de definitie van een ‘sociale woning’ actorgericht is: zo’n woning wordt pas als ‘sociaal’ beschouwd als ze door een specifieke rechtspersoon (bijv. een huisvestingsmaatschappij) wordt gerealiseerd en/of verkocht. Wie ziet er nu Stad of het SOK een woning bouwen voor armlastige particulieren?
De actorgerichte definitie van sociale woningen kan dientengevolge niet worden doorvertaald in ruimtelijke ordening (R.O): het opleggen van een vast aantal van die woningen (of zelfs ‘betaalbare’ kavels) is geen wettig typologievoorschrift, noch in een BPA of RUP, noch in een stedenbouwkundige verordening.
Cf. het dienstorder RWO 2006/1.

Ook daar waren we het samen met Carl na enig geblaf en stompen spoedig over eens: in R.O. kan wel een divers kavel- of woonaanbod opgedragen worden.
Bijvoorbeeld een bebouwingstypologie zoals vrijstaande, halfopen of gesloten bebouwing, een eensgezinswoning, enz. En om onduidelijkheid te vermijden verdient het zelfs de voorkeur om de term ‘sociale woning’ niet te gebruiken bij ruimtelijke typologieën. Dienstorder!

Aan het eind van ons aangenaam onderhoud uitte Carl Decaluwé zelfs enige confidenties.
Hij verklapte dat de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) het eens was met de juridische argumenten die aan de grondslag liggen van het dienstorder van de secretaris-generaal van het departement R.O.
Lees maar eens http://admin.vvsg.be, zo raadde Carl ons aan.

En hij kende nog vanbuiten het arrest van de Raad van State, nr. 173.942 van 9 augustus 2007. In de zaak A.179.003/X-13.091.
De provincie West-Vlaanderen en de gemeente De Haan verzochten toen om het dienstorder RWO 2006/1 te schorsen. Die vordering tot schorsing werd verworpen.