Bon. Ik geef het op.
Het grote doel van de onderzoeksjournalistiekachtigestukjes over dit stedelijk cruciaal onderwerp beoogde
overduidelijk het uitcijferen, het plus minus achterhalen hoeveel mensen (= “eenheden”) Stad nu in onze naam en voor ons tewerksteltingde , en nu nog .
Laat ons zeggen: hoeveel mensen of personen desgewenst door Stad oftewel door ons burgers worden betaald, ongeacht het feit of die werknemers tijdelijk of voltijds zijn. Of gehandicapt, of zo. Gediversifieerd.
En de evolutie over de jaren heen, dat ook was het doel van al dit slameur van wzerkwinkels.
Dan weten we – lezers – vanwaar we komen en heengaan.
Want dit is wat Kortrijkzanen interesseert.
Naast het feit of daar autochtone familieleden – kozens en kozijnen, nichten en neven van stadsmedewerkers – , eventueel brandweerlieden tot de formatie kunnen behoren met zwart werk, en dan bedenken voor welke schepen men dan kan stemmen gaan.
Dat wazeven VTM.
Nu, De Vraag of we WAERE (woure) krijgen voor ons belastinggeld. Die veertig miljoen. De vraag is niet of we te veel of te weinig ambtenaren hebben. Niet zeuren.
Vraag is wat ze allemaal uitrichten, en nog meer: of dat wat ze allemaal tiepen wel nodig is, – wat ze allemaal uitrichten. Of ze het kunnen. Als we dat allemaal eens bij middel van burgerpartipatie konden oplossen. Dat zou goed zijn.
(De vraag of bedienden daar bijvoorbeeld op het stadhuis nog aanwezig zijn of wel thuishoren op vrijdagmiddag na 16 uur is totaal irrelavant. Misschien werken ze wel thuis! Ge kunt dat niet weten. Veel ‘ambtenaren’ zijn ten andere arbeiders. Vergeet dit nooit. Denk soms dit: het zijn de arbeiders-ambetanaren die de bedienden aan het werk houden. Ja, denk daar maar soms een keer over. Over na.)
Het laatste officieel cijfer dat we nu al tellend konden achterhalen kwam uit het “Verslag van Bestuur” van 2004 en dat hield het op 974 eenheden, eind van datzelfde jaar. Sommigen hebben het intussen wel vaag over om en bij de 1000. Zou de schepen van personeel (Hilde Demedts) het wel weten?
Allerhande (vooral financiële) berekeningen heeft de schepen Hilde namelijk laten uitbesteden aan een private firma. (Dat zijn ook personeelskosten !)
We moeten het hier totaal onmachtig blijven houden bij het goed verstaan van het begrip ‘voltijdse equivalenten’ (VTE).
In vorige bijdragen zagen we dat er kop noch staart te krijgen is aan de voorliggende cijfers uit het verleden en het heden.
Nog recent besliste het College om bij de nieuwe personeelsformatie 787 VTE te hanteren als ‘richtcijfer’. Dat is nu blijkbaar weer veranderd.
En als personeelsbezetting wou men het houden bij 843,15 VTE. Als ’toetssteen’.
De eerstkomende gemeenteraad zal een personeelsformatie goedkeuren van 795,2 VTE.
Over een mogelijke toetssteen qua bezetting heeft men het niet echt (expliciet) meer.
De “oude” personeelsformatie bedroeg volgens de laatste gegevens 845,84 VTE. Volgens het nieuwe formatievoorstel dus zowat 50 VTE minder.
Volgens alweer nieuwe gegevens bedroeg de personeelsbezetting (de term ‘bestand’ is in onbruik geraakt?) eind 2006: 761,38 VTE. En nog recenter, op 31 mei van dit jaar: 770,62 VTE. In een half jaar tijd toch een verhoging met bijna 10 voltijdsen.
Het nieuwe formatievoorstel (795,2 VTE) ligt hoger dan de huidige personeelsbezetting (770,62).
Dat is eigenlijk altijd zo geweest. In de praktijk is een invulling van 95 procent van de formatie naar het schijnt realistisch. Vanwege personeelswissels of bewegingen waarbij de werving een achterstand oploopt. En omwille van afwezigheden of kleine verminderingen van prestaties die niet ingevuld worden.
Dat is het leven. Maar soms voorzien directeurs voorafgaandelijk op overmatig wijze in niet ingevulde functies. Weeral wat werk minder, of meer mogelijkheden om verantwoordelijkheid af te schuiven. Aanvulling van expertise die men zelf mankeert. Het is allemaal des menschen.
Bij de nieuwe personeelsformatie voorziet men nog een overgangsformule met uitdovend karakter, en met eventueel gelijktijdige blokkering van een aantal betrekkingen. Bij deze overgangsformatie gaat het om 28,12 VTE.
Uitdovend zijn bijvoorbeeld de directeur van het conservatorium, een afdelingschef, een mobiliteitsmanager. Kunnen het wat méér zijn, in het licht van een kerntakendebat?
(Moena, zgn. centrummanager van het SOK heeft men intussen laten versterven.)
Het begrip “blokkage” versta ik niet. Hilde Demedts zal het in de komende gemeenteraad desgevraagd uitleggen.
Als god het belieft kijken we in een volgend stuk naar de toekomst. Want in het heden ligt het verleden.
En wat moet die nieuwe formatie allemaal kosten?