Vorige week (26 maart) ontving het stadsbestuur onder instigatie van UNIZO (schepen Scherpereel is nog altijd bestuurslid) bijna 200 ondernemers van allerlei slag die zich geroepen voelden om zich in te schrijven als
– aannemer van werken,
– leverancier van producten,
– of dienstverlener voor de stad, en eventueel voor partners zoals het OCMW.
Zij kregen van een jurist en van de schepen van economie toelichting bij de wet op de overheidsopdrachten en informatie over de aankooppolitiek van de stad.
Nu een woordje over de heersende aankooppolitiek, ter stede, NU.
Het zou ons ten zeerste verbazen indien de aanwezigen inzage hebben gekregen van een nogal scherpe brief die het schepencollege zowat midden december vorig jaar ontving vanwege het Agentschap Binnenlands Bestuur, afdeling Lokale Besturen, – dienst Financiën.
De administratie van dat Agentschap heeft blijkbaar onderzoek gedaan naar de financiële verrichtingen van stad in het kader van projecten die zijn gefinancierd met gelden van het Vlaams Stedenfonds.
Welnu, de Brusselse administratie is ronduit verbolgen over het feit dat bepaalde opdrachten steeds verleend worden aan dezelfde firma’s.
Heilig principe
Het Agentschap herinnert onze schepenen in strenge bewoordingen aan regels uit de de wet op de overheidsopdrachten waarbij men een heilig principe hanteert, met name dat van de verplichte medededinging bij alle mogelijke gunningswijzen. Ook als het gaat om relatief kleine opdrachten van dagelijks bestuur, ook als men werkt met een onderhandelingsprocedure.
Tja.
Het zou goed zijn als er voortaan enkele raadsleden de moed zouden vinden om beurtelings en systematisch de lijst van bestelbons en aanrekeningen in te kijken.
Naar verluidt waren er op die infovergadering van UNIZO bijvoorbeeld architecten aanwezig, en projectontwikkelaars, IT-leveranciers, ondernemers in voedingswaren, tuinaannemers, projectontwikkelaars, enz. Bij de redactie van kortrijkwatcher circuleren er namen van firma’s die daar vermoedelijk – of haast zeker – NIET aanwezig waren. Gewoon omdat ze al vele jaren om een of andere reden een monopoliepositie bezitten bij de toewijzing van bepaalde opdrachten.
Het totaal niet nuttig vonden om zich die avond in het stadhuis te vertonen.
Stad en OCMW bijvoorbeeld werken graag met raamcontracten die soms een looptijd hebben van vijf jaar. Nieuwe, potentiële leveranciers van IT-materiaal, van voedingswaren, bedden, WC- en ander papier (bijvoorbeeld) maken daarom voor vele jaren geen schijn van kans om een overheidsopdracht van Kortrijk in de wacht te slepen.
Zou de schepen van economie die avond van 26 maart dat allemaal verteld hebben?
Neem nu dat wonderlijke verhaal over de mislukte gezamenlijke aankoop van briefpapier en enveloppen. Het OCMW wil niet meer meedoen. Stad had na een eerste mislukte procedure (men wou voor diverse percelen slechts één leverancier in aanmerking nemen) zijn toevlucht genomen tot een onderhandelingsprocedure.
Hierbij is jammerlijk genoeg de huidige papierleverancier van het OCMW over het hoofd gezien. En het OCMW-bestuur wil nu ook absoluut te weten komen waarom er van de zeven aangeschreven drukkerijen slechts één een offerte ingediend. Overigens met een immens hogere prijs dan initieel was geraamd.
Er zijn nog manieren waarbij op een systematische wijze het concurrentiebeginsel kan worden vermeden.
Zo heeft Leiedal alweer kunnen bedingen dat voor bepaalde materies (nu acht) de intercommunale een volstrekt exclusieve dienstverlener is.
Ambtenaren hebben daar van oudsher inhoudelijk en juridische bezwaren tegen, maar het valt nog te bezien of de voorzitter van Leiedal (die tegelijk schepen is) daar zal in meestappen. (Algemene Vergadering op 27 mei.)
Wat waren de aanwezigen op die UNIZ0-vergadering toch brave naïevelingen!
Stad Kortrijk maakt nogal eens gebruik van het beruchte art.26 van de wet op de overheidsopdrachten. Aanvullende werken of herhalingen van soortgelijke werken gaan dan weer steevast naar de oorspronkelijke aannemer. Idem voor aanvullende leveringen (van dezelfde aard) of van uitbreidingen van leveringen. Idem voor voortgezette studies in bijvoorbeeld stadsinfrastuctuur. Secchi en Farrando krijgen hier al decennia en voor de rest van hun leven opdrachten voor stadsontwikkeling.
Weet u wat er ook helpt om nieuwe inschrijvers bij overheidsopdrachten uit te sluiten?
Als men bij de gunning tot de vaststelling kan komen dat een bepaalde kandidaat al heel wat kennis en ervaring heeft opgedaan bij gelijkaardige projecten, hier of elders. (Dat is vooral voor beginnende architecten, advocatenbureaus en startende bouwondernemingen een onoverkomelijke handicap.)
Tenslotte willen we bepaalde Kortrijkse ondernemers nog waarschuwen voor mogelijk al te optimistische gedachten over hun kansen om “stadsleverancier” te worden.
– Gemeentelijke VZW’s (bijv. Sportplus) en Autonome Gemeentebedrijven (bijv. SOK) zijn niet verplicht om het principe van de mededinging te volgen.
– Stad én OCMW hebben in “kleinere” – maar soms heel dure – opdrachten de gewoonte aangenomen om bij het gunnen van werken in de eerste plaats sociale overwegingen in acht te nemen. Leerwerkplaatsen krijgen dan de grootste kans. Voorbeeldje? Stad heeft nu het maaien van gras uitbesteed aan de “sociale economie”. Voor 314.600 euro. Per seizoen van 7 maanden.
P.S.
Bij de N-VA-schepenen speelt men nu met de gedachte om het begrip “stadsleverancier” in te voeren. Dat is alweer tegen de geest in van de wet op de overheidsopdrachten.