Ja, we hebben het over realisatiegraden, in het meervoud.
– Men kan bijvoorbeeld de totale investeringsuitgaven van een gemeente in ogenschouw nemen. Dan neemt men niet enkel de materiële investeringen (gebouwen, wegen, enz) en de immateriële vaste activa (concessies, ontwikkelingskosten) mee in de som, maar ook de financiële vaste activa (bijv. onze participatie in Gaselwest) en de toegekende investeringssubsidies (bijv. aan kerkfabrieken). Dat zijn dan vier soorten van investeringsuitgaven. Vier.
Dat is wat het Kortrijkse schepencollege ons voorhoudt als de tripartite een keer triomfantelijk wil uitpakken met een hoge realisatiegraad.
– En om ons – onwetenden – helemaal te beduvelen ook nog investeringen incalculeert van andere autonome bedrijven.
– Een andere mogelijkheid is dat men enkel rekening houdt met immateriële een materiële vaste activa. Dat is bijv. wat het adviesbureau BDO heeft gedaan met zijn stilaan berucht onderzoek naar de realisatiegraad van de investeringen in Vlaamse steden en gemeenten.
– Nog een andere, weliswaar ongebruikelijk rekenmethode (in Gent?) zou er kunnen in bestaan om te werken met het saldo van investeringsuitgaven en -ontvangsten. De netto-investeringen.
– Omdat de andere investeringen nogal wispelturig zijn (jaar na jaar wisselen of in kleinere gemeenten gewoon niet niet voorkomen) kan men zich zelfs louter beperken tot de materiële vaste activa. Wat heeft het bestuur verwezenlijkt inzake werken? Dat is wat de burger het meest interesseert toch? (Kortrijk is veel veranderd!)
Zoals vroeger al eens gezegd, vragen we ons af of er ergens een officiële regel is ingevoerd die gemeenten oplegt welke soorten van activa men dient te betrekken bij de berekening van de investeringsgraad. De totale of niet?
– En nu!
Ander probleem is welke ratio (verhouding) men dient te gebruiken voor die berekening. De kwestie van de samenstelling (de som) van de teller en de keuze van de noemer! Moet men de daadwerkelijk gedane investeringen afzetten tegenover het geraamde eindbudget (dus na budgetwijzigingen) of integendeel tegenover het initieel goedgekeurde budget? Dat is het budget waarmee besturen aan het begin van een begrotingsjaar altijd met trompetgeschal mee uitpakken en hierbij kritiekloos worden gevolgd door de plaatselijke pers. Maar in het laatste het geval dan (vergelijken met het oorspronkelijke bedrag) komen de gemeenten er niet zo goed uit…Ze doen dat dus nooit.
Voor het Kortrijkse budget en de jaarrekening 2018 hierna enkele uitkomsten.
1. De ratio van de totale waarlijk gedane investeringsuitgaven (jaarrekening) tegenover het geraamde eindbudget.
Dat is dus de Kortrijkse methode. Dan stellen we het bedrag 26,16 M tegenover 36,81 M. Realisatiegraad is dan 71,0 %.
Pendant is de procentuele afname van de verhoopte en waarlijk verwezenlijkte investeringen: -28,9 %. (Rij eens met de fiets een berg af met zo’n hellingspercentage…)
2. De ratio pure materiële gedane investeringen tegenover het eindbudget.
Dan heeft men zich ietwat beraden. Nu zijn de immateriële, financiële en investeringssubsidies uitgeschakeld.
We stellen dan (slechts) 23,85 M tegenover 36,81 M. De uitslag is al minder vleiend: een realisatiegraad van 64,7 %.
3. De ratio totale gedane uitgaven tegenover het initiële budget.
– We maken de uitslag nog minder vleiend. De verhouding is nu 26,16 M tegenover niet minder dan 49,28 M. (Want waarlijk: nog voor het jaar 2018 begon raamde men de investeringsuitgaven op 49.280.797 M. Een verkiezingsjaar!)
Realisatiegraad? 53,0 %. U zal noch de schepen van Financiën (Kelly), noch de burgemeester betrappen op het gebruik van deze berekeningswijze. Die ontmaskert volkomen de grootspraak va,n het zgn. investeringscollege.
– We kunnen het nog erger maken en enkel rekening houden met de verwezenlijkte materiële vast activa. Dat is namelijk wat de mensen concreet zien gebeuren aan werken. (Wat is onze stad veranderd zeg! Verlaagde Leiekaaien!)
De verhouding is nu 23,85 M / 49,28 M. Uitkomst: 48,3 %. Een procentuele afname van niet minder dan 51,6 %. Dat komt zeker nooit in de gazetten!
4. De afname van de netto-investeringen
Ja, dat zou men ook eens kunnen bekijken. Even nagaan wat de evolutie is van het verschil tussen de gedane investeringsuitgaven en het de werkelijk verkregen ontvangsten.
– Het initiële saldo bedroeg 33.42 M.
– Het eindbudget 23,03 M.
– En in de jaarrekening had men het over… 15,97 M.
Zie eens die afname van wat de investeringen aan Stad zelf hebben gekost.
– Van het oorspronkelijke budget naar het eindbudget is er een daling van min 31,0 %.
– Van het eindbudget naar het werkelijke saldo: min 30,6 %.
– En hou u vast: van het oorspronkelijke saldo naar het saldo in de jaarrekening: min 52,12 %.
Wat een investeringscollege was met dat !
Zo. Nu hebt u alles gehad.
Dank u voor het kijken.