Eerst even over wat er zo allemaal voorafging.
In Kortrijk is er in het kader van een koehandel bij allerhande postjesjagerij tussen VLD en CD&V tevens beslist dat vanaf volgend jaar twee schepenen van beide partijen zouden worden opgevolgd door twee raadsleden van één partij, met name de CD&V. Dat was het onderdeel van een deal waarover verder niet veel is geopenbaard.
Nu de jaarwende stilaan wenkt, rees plotseling de gedachte op dat die schepenen best wel zouden kunnen genieten van wat in de pers als een “oprotpremie” wordt bestempeld. Meer juridische termen zijn:vooropzeg- of afscheidsvergoeding, wachtgeld, opstappremie, ontslaguitkering. Gouden handdruk?
Burgemeester Lieven Lybeer heeft in een raadscommissie de behandeling van het voorstel verdaagd, maar volgende maandag (voor onze lezers, vandaag?) legt het Vlaams Belang het punt opnieuw ter tafel in de gemeenteraad.
In die gemeenteraad telt men zowel bij de oppositie als de meerderheid veel tegenstanders van de premie. Wellicht komen we volgende maandag (morgen!) te weten wat hun contra-argumenten zijn. Vooral van twee ministers-raadsleden en van onze vier parlementariërs kan het geen kwaad om eens hun mening over de kwestie te horen, aangezien zij bij eventueel ontslag of niet-verkiezing zelf genieten van een royale en langdurige vergoeding. (In het Vlaams Parlement kan het bedrag desgevallend oplopen tot 225.000 euro.) Hebben zij concreet al iets uitgericht om daar wat verandering aan te brengen? Minister Q heeft wel een keer geopperd de vergoeding te beperken tot maximum 18 maanden. En wie herinnert er zich niet dat in 2002 de voorzitters van alle parlementen akkoord gingen met een gelijkaardig voorstel van Herman De Croo?
Vangnet
Voorstanders van een uittredingsvergoeding geven als voornaamste reden aan dat er een “sociaal vangnet” moet komen voor lokale uitvoerende mandatarissen die voluit voor hun mandaat hebben gekozen en die op een gegeven moment zonder inkomsten komen te staan. Iemand van de VVSG liet kortrijkwatcher weten dat het bij mandatarissen niet evident is om bijvoorbeeld op een werkloosheidsuitkering terug te vallen.
Heeft de VVSG soms gegevens over burgemeesters en schepenen die – nadat zij hun ambt kwijtraakten – totaal aan de grond kwamen te zitten? Totaal berooid in de goot belandden? Waarlijk, in de Kortrijkse geschiedenis althans ken ik geen enkel dramatisch geval. Iedereen had wel ergens een ’terugvalpositie’ op het oog, of was men gewoon pensioengerechtigd. Soms gingen ze te vroeg dood.
Feit is wel dat op parlementair en provinciaal niveau zowel uitvoerende als ‘wetgevende’ mandatarissen kunnen genieten van een al of niet wel verdiende uittredingsvergoeding. Dat is niet rechtvaardig ! Dat is schrijnend, zei ooit de VVSG. Burgemeesters, schepenen, – ja ook OCMW-voorzitters en – ondervoorzitters – zijn in België de enige uitvoerende politiekers waarvoor tot op heden geen enkel vorm van vergoeding bestaat als zij hun zetel kwijtraken.
VVSG verwijst dan naar Nederland.
Een wethouder aldaar krijgt na zijn aftreden het recht op een uitkering die qua duur gelijk is aan de periode van zijn wethouderschap, met een minimum van twee en een maximum van zes jaar. Of tot aan zijn pensioen. (Men is aan die regeling binnen de zgn. commissie Dijkstal wel al jaren aan het sleutelen.)
De Vlaamse gemeenten dringen aan op een regeling die (ook voor OCMW-ambtsdragers) operationeel zou worden vanaf de volgende lokale bestuursperiode (2013). Maar de invoering van een vergoeding dient budgettair neutraal te blijven.
Vandaar: 1) één maand uittredingsvergoeding per gepresteerd jaar, en 2) een vermindering van het maximaal aantal leden van het schepencollege met één persoon.
Een en ander zou ook serieus beperkt in de tijd. Zeker geen vier jaar zoals in het parlement.
Daarnaast zou het bedrag moeten afhangen van andere inkomsten. (Bij ons zou alleszins schepen Stefaan Bral uit de boot vallen.)
Onderliggend, en zonder het met zoveel woorden te zeggen beoogt de VVSG nog dat schepenen hun job full-time behartigen. Cumulatie met neven-ambten of andere beroepsinkomsten wil men ontmoedigen. En ja, ook op parlementair niveau zou er paal en perk moeten gesteld worden aan excuberante of te lange uitkeringsduur. (Herinner u De Batselier die uiteindelijk een bijkomende afscheidspremie liet vallen, maar daar nog altijd geenszins onder lijdt.)
Outplacement
Weet u waaraan blijkbaar nog weinigen denken?
Aan twee of drie dingen tegelijk.
* Aan het invoeren van een sollicitatieplicht voor politieke ambtsdragers die werkloos worden.
* Een degressie van het bedrag van de uitkering in de tijd.
* Een outplacementbegeleiding, waarbij misschien wel géén uittredingsvergoeding wordt uitgekeerd. Want als zo een traject professioneel wordt begeleid, kost dat ook veel geld. Hier rijst er wel een probleempje. Althans in sommige gevallen. Een eerste stap in zo’n outplacementprocedure is dat experten nagaan wat de kwaliteiten zijn van de mandatarissen met baanverlies en hoe het zit met de motivatie. Stel dat men voor een hopeloos karwei komt te staan…