Het is wel triestig dat we ons daarmee bezighouden.
In plaats van met de inhoud, of waarom politiekers aan ons zeggen waarover we wakker liggen.
Het lijstje van de naamstemmen ziet er van hoog tot laag zo uit.
1. Stefaan De Clerck (CD&V): 33.978. (Hij stond als laatste bij de opvolgers.)
2. Franceska Verhenne (CD&V): 30.477. (Kwam op voor Europa in het nederlands kiescollege.)
3. Carl Decaluwé (CD&V): 27.626 (Tweede plaats op de lijst.)
4. Vincent Van Quickenborne (VLD): 17.402. (Op de laatste plaats bij de opvolgers.)
5. Philippe De Coene (SP.a) : 12.958. (Op de derde plaats van de lijst.)
6. Bart Caron (Groen): 5.550 (Lijsttrekker.)
7. Isa Verschaete (VB): 3.541 (14de plaats.)
8. Maarten Seynaeve (VB): 3.117 (3de opvolger.)
9. Cathy Matthieu (Groen): 2.212 (16de plaats.)
Dat lijstje zegt niet alles.
Om de sterkte of populariteit van een kandidaat te meten gaat men beter over tot het berekenen van de zgn. penetratiegraad. Daarmee pas kan men aan de slag gaan om te vergelijken met andere kandidaten binnen of buiten de lijst en in andere kieskringen.
Penetratiegraad
Dat is de verhouding tussen het aantal naamstemmen van een kandidaat ten opzichte van het totaal deelnemende kiezers binnen de kieskring. In West-Vlaanderen werden 838.324 stemmen uitgebracht, ongeldige en blanco-stemmen inbegrepen.
1. De Clerck: 4,05 procent.
2. Carl Decaluwé: 3,29.
3. Van Quickenborne: 2,07.
4. De Coene: 1,5.
5. Caron: 0,6.
6. Verschaete: 0,42.
7. Seynaeve: 0,37.
8. Matthieu: 0,26.
Stel dat iemand als minister Van Quickenborne wil weten of hij het beter doet dan Jean-Jacques De Gucht in Oost-Vlaanderen.
J.J. heeft aldaar een penetratiegraad van 4,98 procent. Hij was wel VLD-lijsttrekker. Maar vergelijk nu eens met de penetratiegraad van Stefaan De Clerck, die lijstduwer was bij de opvolgers. U merkt, met vergelijkingen van penetratiegraden vallen interessante dingen te ontdekken, vooral voor de marketeers van de partijen.
Kandidaten zijn vooral gebiologeerd door de vraag hoe sterk ze staan binnen de eigen partij.
Interne populariteit
Hier berekenen we de verhouding tussen het aantal naamstemmen voor een kandidaat met het totaal aantal uitgebrachte stemmen op de eigenste partij. Dit geeft een pikorde aan in de kippenren.
Van Quickenborne: 17,09 procent.
De Clerck: 15,25.
Decaluwé: 12,4.
Caron: 11,95.
De Coene: 11,6.
Matthieu: 4,76.
Verschaete: 3,78.
Seynaeve: 3,33.
Verhenne: 3,21. (CD&V kreeg 948.123 stemmen.)
Externe populariteit
Hierbij delen we de penetratiegraad van een kandidaat door het percentage stemmen uitgebracht op de partij.
Quickie komt er nu best uit, ten minste als we rekenen met het behaalde percentage van de partij in West-Vlaanderen alleen.
Tussen haakjes de externe populariteit t.o.v. heel Vlaanderen. Wellicht een betere indicatie.
Van Quickenborne: 0,160. (0,138)
De Clerck: 0,143. (0,177)
Decaluwé: 0,116. (0,143)
Caron: 0,112. (0,097)
De Coene: 0,107. (0,098)
Matthieu: 0,044. (0,038)
Verschaete: 0,035. (0,027)
Seynaeve: 0,031. (0,024)
Zo.
Nu kunt u aan de slag met de obligate top 20 of top 25 uit de media.
Functies gebruiken op de rekenmachine.