Dat is de kop boven het dubbelinterview met Gwendolyn Rutten en Vincent Van Quickenborne, verschenen in “De Krant van West-Vlaanderen” van 19 januari.
De vraag was: “Bent u een goede vader, meneer Van Quickenborne?”
Het antwoord:
“Als burgemeester meer dan als staatssecretaris of minister, denk ik. ”
En hij bedoelt daarmee dat hij met een uitvoerend mandaat op nationaal vlak nauwelijks zijn dochter nog kan zien. In bed stoppen.
Wedervraag dan: “Dus u blijft burgemeester?”
Antwoord: “Nogmaals, ik beslis pas later. Maar het speelt mee in mijn overweging.”
Nog een ander vraag luidde: “Wij hebben gehoord dat u straks voorzitter zou willen worden van Open VlD.”
Antwoord: “Ik ben daar nog niet mee bezig. Dat is pas in 2020.”
Te voren kwam het dilemma al ter sprake:
“Kun je het burgemeesterschap combineren met andere mandaten? (…)We kunnen ons voorstellen dat een centrumstad zwaarder doorweegt.”
Het ultieme antwoord:
“Een parlementslid dat kan steunen op lokale ervaring zet makkelijker dingen in beweging. Als ik spreek over armoede, weet ik waarover ik het heb omdat ik het in mijn eigen stad zie en probeer aan te pakken. Omgekeerd geloof ik dat ik een betere burgemeester ben doordat ik nationaal actief ben. Ik heb veel ervaring en veel contacten. Wanneer ik voor mijn streek en mijn stad iets wil doen, heb ik maar één telefoontje nodig.”
En nu komt het.
“MIJN LEVEN IS INTERESSANTER DOORDAT IK DE BEIDE KAN COMBINEREN. IK ZOU HET MOEILIJK HEBBEN OM EEN VAN DE TWEE TE MISSEN.”