Een Hitlergroet moet nu mogelijk zijn in Kortrijkse gemeenteraad (2)…

Een samenvatting van het antwoord op de klacht van VB-raadslid Wouter Vermeersch (gericht aan het Agentschap Binnenlands Bestuur, in casu de gouverneur) is niet moeilijk te maken want die mail bestaat uit slechts elf korte regeltjes. Even nog benadrukken dat die reactie van de hogere overheid helemaal niet kwam van gouverneur Carl Decaluwé zelf aangezien hij min of meer toevallig niet thuis was. Hij waste bij vertrek zijn handen in onschuld en liet zijn vervangster Anne Martens (arrondissementscommissaris) het netelige, heel delicate karwei klaren.

Laat ons beginnen met de slotzin van de brief van Anne Martens, de wd. gouverneur.
Die klinkt op een ongemeen lachwekkende wijze toch vertroostend, voor wie op de hoogte is van de ware toedracht van de zaak. Letterlijk citaat: “Ik heb wel aan de voorzitter gevraagd blijvend te willen waken over de orde in de raadszittingen en dat er desgevallend kordaat wordt opgetreden.”
Dat is dus om te gieren.
De beginzin ook trouwens, en ja – laat ons maar zeggen: geheel de repliek op de klacht is van die aard dat men totaal onthutst, perplex achterblijft. Nogmaals: als men tenminste iets afweet van de zaak. Er valt dus een en ander uit te leggen.

De kernzin, en in feite dus het besluit van Anne Martens (in naam van de gouverneur) luidt waarlijk ongemeen laconiek: “MIJN AMBT KAN DAARIN VERDER NIET TUSSENKOMEN.”
Hoe wordt deze ongemeen flegmatieke, indifferente conclusie gemotiveerd?
Door (in de beginzin) te verwijzen naar het feit dat zij “enkel kan vaststellen” dat er in navolging van de klacht “bij de gemeente wel degelijk gepoogd werd om tot een overeenstemming te komen.” Er is namelijk een deontologische commissie samengekomen “om de klacht te bespreken en er zijn duidelijke inspanningen geleverd door de voorzitter daarbij.” Conclusie: haar ambt zal het hierbij maar laten…

Het Agentschap Binnenlands Bestuur, in casu gouverneur Carl Decaluwé (bij monde van Anne Martens) is dus absoluut niet van plan om een oordeel of uitspraak te vellen over het volstrekt ongeoorloofde gedrag van schepen Wout Maddens (en Weydts).
U weet toch nog waarover het ging? In volle gemeenteraad (zowel in maart als in april!) heeft Maddens bij een interventie van VB-raadslid Wouter Vermeersch in gebaren de figuur van Hitler nagebootst. (Over Weydts’ uitlating hebben we het even niet meer.)
De wd.gouverneur Martens vindt dat zij (in haar ambt) daar niet kan in tussenkomen. De klacht wordt in feite geseponeerd.
Ewel ja. ’t Is goed. We leggen er ons bij neer. VANDAAR dat wij op onze beurt vinden dat – als schepen Maddens dat kan en mag – hij voortaan voor ons part ook volkomen ongestoord de HITLERGROET kan uitbrengen als het VB-raadslid het nog een keer waagt om het woord te nemen.
Dat is dus duidelijk. In ons ambt als kortrijkwatcher zullen we daar verder niet in tussenkomen. Beloofd.

Kumbaya-moment
Maar wellicht wilt u nog enige toelichting over de verwijzing van Anne Martens naar een deontologische commissie die de klacht heeft besproken, zodat zij naar haar mening daar verder eigenlijk niets heeft aan toe te voegen. Die verwijzing is waarlijk een lachertje, – weer eens, voor wie op de hoogte is van de ware toedracht van de zaak. (Die is al uitvoerig behandeld in deze alternatieve stadskrant. We proberen dus om kort te zijn.)
Er heeft inderdaad op 26 april een deontologische commissie plaatsgevonden met de zes fractieleiders.
Bedoeling was onder meer om tot een gemeenschappelijke verklaring te komen over het (laakbaar) gedrag van de schepenen Weydts en Maddens in de gemeenteraad. Daar is niets van terechtgekomen. Niets. De fractieleiders hebben tijdens die bijenkomst gedaan alsof zij de olifant in de kamer niet zagen staan. Het werd een soort doofpotoperatie. In arren moede (weet de wd. gouverneur dat wel?) heeft Helga Kints als voorzitter van de Raad dan maar in zitting van mei – zonder enig mandaat en op eigen houtje – een soort zedenpreek gehouden, zonder enig feit te benoemen, of te beoordelen. Zij drong er gewoon op aan om voortaan “met respect naar elkaar te luisteren“. In het vervolg braaf zijn hé, jongens en meiskes !
Het scheelde niet veel of heel de Raad ging over tot een KUMBAYA-gezang.