Onze lezers weten op wat voor obsessieve wijze wij belang hechten aan dit gegeven.
Er zijn uiteraard nogal wat diverse manieren om het beleid van een stadsbestuur te evalueren, en wees gerust: naarmate het verkiezingsjaar nadert en ons tripartite-college meer en meer zijn verwezenlijkingen op de bekende wijze zal beginnen etaleren (dat is: door niet alles te zeggen) zal kortrijkwatcher wel zijn duit in het zakje doen. Knuppels in het hoenderhok gooien !
Overigens ziet het er zelfs nu alreeds naar uit dat de koorts begin te te stijgen. De profileringsdrang van bepaalde schepenen (zelfs raadsleden) is onhoudbaar geworden en het is onderhand duidelijk dat de aankondigingspolitiek inzake investeringen van bijv. schepen Wout Maddens een maximum heeft bereikt van wat nog net bijna draaglijk is.
Dit alles bij wijze van kanttekening.
Dankzij een vraag van CD&V-raadslid Benjamin Vandorpe (ter gelegenheid van de bespreking van de jaarrekening 2022 in de laatste gemeenteraad – iets waar de gazetten weer geen woord aan wijdden) kregen we warempel een nieuw inzicht voor wat de vaststelling van de realisatiegraad van investeringen betreft.
Dat we die graad kunnen berekenen door de reële, werkelijk gedane uitgaven van een bepaald jaar af te zetten tegenover de bedragen die het schepencollege oorspronkelijk had geraamd voor datzelfde jaar (van plan was uit te geven aan projecten), – dat wisten we. Dan berekenen we de verhouding tussen het ‘geschatte’ bedrag zoals aanvankelijk vermeld in het budget van jaar X en dat wat uiteindelijk achteraf is vastgesteld in de jaarrekening van dat jaar X.
Maar welk budget gaan we als basis gebruiken?
Het zogenaamde Initiële Budget (het IB) opgesteld bij het begin van de legislatuur of datgene wat later – soms meerdere keren – om allerlei redenen is bijgesteld, het zgn. EindBudget (het EB) ?
Raadslid Vandorpe is een absolute voorstander van de berekening van de realisatiegraad tegenover het initiële budget, en wij ook. Waarom? Het IB vertolkt immers de ware ambities van het schepencollege, en de bedragen slaan dus ook op wat men echt van plan is (was) te doen, op de projecten waarmee men bij het begin van een bestuursperiode maar al te graag en fier uitpakte voor de kiezer. (En in Kortrijk breed wordt uitgesmeerd, alhier met de welwillende medewerking van het lokale journaille.)
Zie een keer, Kortrijkzanen, wat een uniek, zelfs historisch investeringscollege wij (gaan) vormen ! Dat hebt u nog nooit meegemaakt ! In de perceptie van de burger telt dat IB, en niets anders. Dat is immers wat het stadsbestuur bij de verkiezingen duidelijk heeft beloofd. Het lijkt soms al alsof het al is uitgevoerd.
Maar ja. Naarmate het jaar vordert ka er van alles voorvallen. Zaken waar men niet veel aan kan doen, maar andere ook. Vanwege tekort aan bestuurskracht, bijvoorbeeld. Of we hebben een beetje onderschat wat iets kan kosten. (We hebben het al meegemaakt dat het meerjarenplan voor de achtste maal werd herzien.) Het IB verschrompelt tot een EB. De gazetten weten intussen nergens meer van.
Onze N-VA-schepen van Financiën, Kelly Detavernier, krijgt het daarom op de heupen als Vandorpe weer eens begint te zagen over vergelijkingen met het initieel budget zoals aangegeven in het eerste meerjarenplan. Zij kan het waarlijk niet meer aanhoren. Wordt er ziek van!
Tja. Natuurlijk valt de realisatiegraad beter uit bij een vergelijking het geraamde bedrag met het (altijd lager) eindbudget.
Een voorbeeld voor het jaar 2020.
We kiezen dat jaar even om meerdere reden, en met opzet. Het is het eerste jaar met een volledig geïntegreerd budget: dat van Stad, OCMW en de vroegere AGB’s (2) en gemeentelijke VZW’s (7) samen.
We bekijken we daarenboven het eerste jaar van de tweede bestuursperiode van de tripartite, een gelegenheid om het beleid (met het programma “Beste Stad van Vlaanderen”) voor het eerst te evalueren.
De investeringsuitgaven in 2020 bedroegen volgens het Initieel Budget uit het oorspronkelijke Meerjarenplan niet minder dan 61,78 miljoen. (Dat is goedgekeurd in de gemeenteraad van december 2019.)
Volgens het EindBudget (een herziening of “aanpassing” uit eind 2020) zal men evenwel slechts 35,90 miljoen uitgeven. En de jaarrekening (JR) 2020 geeft uiteindelijk aan dat we in werkelijkheid 31,02 miljoen hebben gespendeerd.
Wat zijn dus de twee denkbare realisatiegraden?
– Tegenover het IB héél hoog: 86,4 procent.
– Tegenover het EB evenwel slechts 50,2 procent.
Evaluatie: het investeringsbeleid is althans in dat jaar volledig mislukt.
Te begrijpen dat schepen Detavernier een zenuwcrisis nabij is wanneer een raadslid weer eens zinspeelt op de realisatiegraad t.o.v. het IB.
Voor 2020 verwijst (of: verwees) de schepen ter verdediging naar CORONA.
Daar heeft (had) zij dan waarschijnlijk een beetje gelijk in: naar het schijnt lagen er wat geplande bouwwerken stil (Zij zei wel nooit dewelke). Maar in het verslag over de jaarrekening maakte men intussen verrassend en toch wel gedurfd gewag van het feit dat er nog een en ander mankeerde aan “de capaciteit van de projectleiders” bij het begin van deze (tweede) legislatuur. De bestuurskracht was er nog niet in voldoende mate…
Overigens had COVID niet enkel een negatieve impact ! Er waren toen voor 5,3 miljoen minder inkomsten (vooral fiscaal) maar ook voor 10 miljoen minder uitgaven (minder loon- en werkingskosten bijv.). Het is ook zo dat de gemeenten geweldig veel subsidies kregen van hogere overheden om het hoofd te beiden aan de crisis. Daar bleef ons stadsbestuur zeer zedig over zwijgen.
Ja, in zowat ieder jaar zijn er tegenvallers maar altijd ook meevallers…
We dwalen nu wel een beetje af.
Wilden het hebben over hoe er nog “correcties” zijn aan te brengen aan de berekening van de realisatiegraad. En over het gemiddelde voor de – politiek beleidsmatig – belangrijke jaren 2020-2022. (Verwacht intussen in 2023 geen al te hoog eindbudget – de grote werken zijn pas opgestart – en zeker in het verkiezingsjaar moeten we niet veel opzienbarende (nieuwe) investeringen verwachten. (Dat mag trouwens niet eens, om een volgend bestuur niet al te zeer te belasten.)
Volgens de administratie (niet volgens ons!) is de realisatiegraad van de investeringsuitgaven voor de besproken periode (drie jaar) gemeten tegenover het Initieel Budget van het begin van de tweede legislatuur van de tripartite (het eerste meerjarenplan) gemiddeld 64 procent.
Dat is als matig te bestempelen.
We zijn al drie jaar ver hé !
(Wordt vervolgd.)