Woord vooraf voor wie niet verder wil lezen.
Voor de periode 2020-2022 kan men drie soorten realisatiegraden berekenen tegenover het oorspronkelijke meerjarenplan. Ofwel gaat het afgerond om 75%, ofwel 70%, ofwel 64%.
Maar scrol even door tot op het einde, het P.S.
Het is wel degelijk het gewaardeerde CD&V-raadslid Benjamin Vandorpe die naar die specifieke realisatiegraad heeft gevraagd hoor. En niet die onnozele maar tegelijk pernicieuse pipo van “kortrijkwatcher” !
Samen met de VB’er Vermeersch en dat Groene raadslid (de flapuit, genaamd Matti) zijn het tegenwoordig nog de enige raadsleden uit de oppositie die toch nog in deze tweede legislatuur vervelende vragen durven stellen aan de heersende tripartite. Soms doen zij zelfs goede, constructieve voorstellen waarvan ze op voorhand weten dat de meerderheid die toch niet zal goedkeuren. Behoudens die ene uiterst zeldzame keer dan. (Als je poneert dat de zon opkomt in het oosten, dan moet je dat wel goedkeuren.)
Ter gelegenheid van de gemeenteraad van deze maand mei vroeg raadslid Vandorpe dus hoe het zat met de verhouding tussen 1) de effectief gedane investeringsuitgaven en anderzijds 2) de geraamde of gebudgetteerde uitgaven zoals te vinden in het oorspronkelijke Meerjarenplan (MJP) 2020-2025. Dat eerste MJP is natuurlijk al opgesteld eind van het jaar 2019. Het vertolkt wel cijfermatig de beleidsvoornemens van het programma waarmee de tripartite (met het zgn. Team Burgemeester) opnieuw aan de macht kwam, met de nogal hovaardige titel “Kortrijk, beste stad van Vlaanderen”.
N-VA-schepen van Financiën Ketty Detavernier komt daar horendol van als een raadslid durft te vragen naar de realisatiegraad van de reële uitgaven tegenover de initiële budgetten van een bepaald jaar, en zeker nog wel als het gaat om een raming die waarlijk slaat op de ouwe tijd, namelijk het MJP van het jaar 2020.
Als men dan absoluut toch een realisatiegraad wil kennen, dan vindt de schepen het maar juist en rechtvaardig dat men die niet berekent op basis van het initieel geraamde budget (het IB) maar wel volgens een later aangepast (en verlaagd) bedrag, wat men het eindbudget (het EB ) noemt.
Eén voorbeeld dat illustreert waarom schepenen in het algemeen van de laatst genoemde methode fervent voorstander van zijn.
Neem nu 2020.
– De initiële gebudgetteerde investeringsuitgaven (IB) bedroegen niet minder dan 61,78 M.
– De aangepaste, bijgestelde bedragen aan het eind van het jaar (EB) werden immens lager gebudgetteerd: 35,90 M.
– En wat waren de reële uitgaven dan, zoals te vinden in de jaarrekening (JR)? 31,02 M.
Besluit:
* Realisatiegraad tegenover het IB slechts 50,2 %.
* Realisatiegraad tegenover het EB plots: 86,4 %.
Kwaadaardig als we zijn geven we hier toch de cijfers t.o.v. het allereerste gemaakte MJP (we zijn nu eigenlijk al aan de derde versie) , en die gegevens komen wel degelijk van de stadsadministratie, van de dienst Financiën onder leiding van de bevoegde schepen Detavernier.
De effectief gerealiseerde investeringen in de periode 2020-2023 bedroegen in het totaal 127,87 miljoen euro. En voor hoeveel geld had de tripartite initieel verwacht te besteden na die drie jaar? 169,63 miljoen. Dat geeft een realisatiegraad van 75,3 procent.
Dat is eigenlijk nog niet zo heel slecht. (Het vorige jaar 2022 heeft alles gered.)
We bekijken nu even die graden (de echte verwezenlijkingen in geld uitgedrukt) jaar per jaar.
Een tabel effectieve uitgaven / verwachte uitgaven in eerste MJP:
– 2020: 31,02 M / 61,78 M = 50,2 %
– 2021: 37,31 M / 51,74 M = 72,1 %
– 2022: 59,53 M / 59,10 M = 106,0 %
Het jaar 2022 is dus zeer bijzonder. Na het Corona-tijdperk kwam een soort inhaalbeweging. In het jargon: de transactiemomenten werden doorgeschoven. Grote investeringen gingen naar de Zorgcampus Sint-Jozef en fietsroutes (N43!). Een meevaller was de verkoop van Blauwpoort, in die zin dat er daardoor paradoxaal ook uitgaven waren zoals voor de eindpachtvergoeding.
En nu komt er een eerste “correctie” op de vorige realisatiegraad.
Het zit zo. Niet aangewende kredieten inzake investeringen kunnen namelijk overgedragen worden.
(Voor niet aangewende exploitatie-uitgaven mag dat niet.)
Zo werden er uit het budget 2019 voor ca. 9,1 miljoen ongebruikte uitgaven van dat jaar overgedragen en toegevoegd aan de gebudgetteerde bedragen ter uitvoering van het plan “Beste stad van Vlaanderen”.
Om eerlijk te zijn moeten we die eigenlijk aftrekken van de effectieve realisaties, want ze zitten niet in dat initieel budget.
Over de periode 2020-2022 trekt de administratie daarvoor ca. 8 miljoen overdrachten af.
Zo krijgen we nu een nieuw totaal van effectief gerealiseerde investeringen: 119,85 miljoen.
Het IB is natuurlijk nog altijd hetzelfde: 169,63 miljoen.
Nieuwe, gecorrigeerde realisatiegraad is nu 70,7 %.
En nu wordt het echt moeilijk. Een tweede correctie !
De ambtenarij van Financiën was zo eerlijk om er – voor de ware stand van zaken – nog de overdracht van de openbare verlichting aan Fluvius te incalculeren. (Eerlijk gezegd begrijpen we er – net als de raadsleden – niks van.) Het komt hier op neer dat we voor die overdracht 15,7 miljoen investeringsuitgaven moesten inschrijven, naast 5 miljoen ontvangsten.
Het initieel budget van dat eerste MJP bevatte hiervoor geen verrichtingen dus moeten we voor de effectieve gerealiseerde investeringen voor ca. 10 miljoen boekingen aftrekken voor de besproken periode. Nu ja.
De gecorrigeerde investeringen na drie jaar bedragen na deze technische verrichting nog 109,31 miljoen. Tegenover het gelijk gebleven budget van het eerste MJP is de gecorrigeerde realisatiegraad nu slechts 64,4 %.
P.S.
Zo. Dat weet u alweer.
Volgende keer iets heel interessant.
De legislatuur loopt van 2019 tot en met 2024. Die zes jaren en geen andere. Maar het MJP heeft het altijd over 20-25.
Wij zullen ons een keer afvragen hoeveel er sinds 2019 dan in vier jaar tijd (2019-2022) daadwerkelijk is uitgegeven aan investeringen en hoeveel er in de komende twee jaar nog zou moeten verwezenlijkt. U zal verschieten ! Niemand heeft zich dat al een keer afgevraagd...