“In geen enkele West-Vlaamse centrumstad ligt de de schuld zo hoog als in Kortrijk.” (2)

Dat is dus de uitzonderlijk gewaagde kop van een stuk dat op 17 december geheel onverhoeds verscheen in de regionale editie van ‘Het Nieuwsblad’. Dit is het soort van titel dat je nooit ofte nooit zult te lezen krijgen in het lokale katern van ‘Het Laatste Nieuws’, voor de Kortrijkse politiek een gazet geredigeerd door de volslagen “embedded” journalist Peter Lanssens.

In HN illustreert Kris Vanhee zijn drastische uitspraak met een tabel van de schuld per inwoner in de Vlaamse centrumsteden (één vergeten), voor de periode 2014-2018.
En ja hoor, ook in het jaar 2018 was de rangorde als volgt: 1) Kortrijk (2185 euro per capita, nu met reële correctie 2.568 euro), 2) Roeselare (1.650 euro), 3) Oostende (1.460 euro), 4) Brugge (739 euro).

In onze editie van gisteren gaf onze eigenste gemeenteraadwatcher een tabel ten beste die slaat op meer recente én toekomstige cijfers. Waarvoor dank!
We zagen daar dan dat de gebudgetteerde schuld tussen 2020 en 2024 oploopt van 191,2 miljoen tot 251.4 miljoen. Per inwoner van 2.480 euro naar 3.197 euro.
Het is misschien even het gepaste moment om in ons archief over burgemeester Vincent Van Quickenborne te duiken en om hem te herinneren aan een uitspraak die (weerom) achteraf niet waar is gemaakt: “De schulden zullen niet stijgen, daar sta ik borg voor.” (Nog wel opgetekend in ‘Het Nieuwsblad”, op 26 januari 2016.)

In het fameuze artikel van HN waar we nu naar refereren is wel geen gewag gemaakt van de recente plaats van onze stad inzake de schuld per inwoner, vergeleken met de andere drie West-Vlaamse centrumsteden.
We raadpleegden daarom de (aangepaste, laatste) meerjarenplannen van die steden, speciaal voor dit jaar 2020.
We deelden dus de totale schuld (het budget-document T4) door het aantal inwoners van het jaar 2020.
1. Kortrijk:
191.260.813 euro schuld / 77.109 inwoners = 2.480 euro schuld per capita.
2. Oostende:
168.096.373 euro / 71.800 = 2.341 euro.
3. Roeselare:
Hier zitten we met het probleempje dat de schuld is opgesplitst voor de entiteiten stad, derden, “commercial paper” en De Lijn! We hebben maar alles samengeteld en kwamen aan een totaal van 114.157.805 euro. (Voor de stad alleen gaat het om 98.138.189 euro). Als we het totaal delen door het aantal inwoners (63.500) komen we hier aan 1.797 euro schuld per capita.
4. Brugge:
110.536.993 / 118.700 = 931 euro.

Zo ziet u meteen dat onze stad althans in de provincie ook nu nog altijd koploper is inzake schuld per inwoner.
Over de vergelijking van budgetten met andere steden is natuurlijk veel te zeggen. Over de schuldpositie alvast iets wat maar al te vaak wordt vergeten.
Met name het thesauriebeleid zelf! (In HN van 17 december wordt dit aspect niet aangeraakt.)
– Men dient bijvoorbeeld te vermijden om leningen op te nemen wanneer men over genoeg liquide middelen beschikt. (In Kortrijk is dat alleszins de bedoeling.)
– Voor iedere stad apart is het nodig om zich af te vragen of de schuldenlast al of niet slaat op een geïntegreerde boekhouding. Of de schuld namelijk is geconsolideerd met andere entiteiten zoals OCMW en bijv. vroegere autonome bedrijven. (In Kortrijk is die “inkanteling” nu wel het geval.)
– Zijn de gebruikte leningsinstrumenten wel koosjer? In Brugge werkt men ook met thesauriebewijzen en obligatieleningen. Die zijn in handen van beleggers, niet van een bank.
– En hoe staat het met de aflossingen? Hier dient men de periodieke aflossing van een bepaald jaar af te zetten tegenover de totale schuld van het vorige boekjaar. Dat percentage geeft dan een indicatie van de looptermijn. We deden dat een keer voor 2020 (aflossing: 12.354.283 euro) tegenover 2019 (schuld: 199.710.930 euro). Dat geeft 6 procent oftewel een afbetalingstermijn van 16,6 jaar. Is dat goed? Is dat slecht? (Kenners vinden 8 procent goed, wat dan slaat op 12,5 jaar (100:8). Weet er iemand waarom?)

NASCHRIFT
Beste lezer,
Vergeet deze en andere technische beslommeringen en nog veel andere vragen over goede en slechte schulden, over aflossingen of over grootse investeringsprogramma’s.
Politiek bekeken zou iedere lokale gazet slechts twee zaken moeten onderstrepen:
– dat de schulden steeds maar stijgen in weerwil van de dure eed van Quickie dat dit nooit zou gebeuren;
– dat de realisatiegraad van de investeringen voor dit jaar geraamd wordt op slechts 58 procent.
En in de vorige bestuursperiode 2013-2018: gemiddeld 55 procent.
Als de Kortrijkzanen dit maar onthouden – of te lezen kregen – , dat zou al veel zijn.