Past minister Van Quickenborne wel alle regels toe uit de “Ars Rhetorica”: ook de ‘ethos’? (deel 3)

Even recapituleren voor wie de eerste lessen uit de trilogie niet heeft gevolgd of niet weet waarover het gaat. Door zich te laten benoemen tot minister heeft Vincent Van Quickenborne (V.VQ.) zijn harde en herhaalde belofte om tot 2014 Kortrijks burgemeester te blijven helemaal niet nagekomen. In les 1 van deze trilogie beschreven we hoe hij via enkele theoretische overwegingen zijn overstap naar het federale niveau argumenteerde.
Aristoteles rangschikte dit soort van overtuigingsmiddelen onder de term ‘logos’. In de tweede les dan zagen we hoe hij daartoe ook enige “pathos” hanteerde.
Tot slot hebben we het nu over de “ethos” van V.VQ.
Het derde en, volgens Aristoteles, het beste middel waarover een spreker kan beschikken om zijn publiek te overtuigen om te kiezen voor de zaak die hij meent te moeten of kunnen bepleiten.

Het begrip ETHOS omvat twee aspecten.
1) Het gaat om de vraag of de spreker beschikt over de nodige ervaring, deskundigheid over het onderwerp. 2) En anderzijds de vraag of hij met al die expertise zich ook nog kan presenteren als iemand die vertrouwen uitstraalt.
Over de competentie van V.VQ., zijn kwalificatie in de materie bestaat er geen twijfel, – zijn ministerschap over de Noordzee nu wel even daar gelaten.
Quickie is van opleiding jurist, was senator, volksvertegenwoordiger, fractieleider, staatssecretaris en minister en frequenteerde in zijn politiek leven meerdere partijen. Daar niet van. “Hij kan het.”

Heel anders is het wel gesteld met de vraag of zijn reputatie of imago voldoende gestoeld is op waarachtigheid, oprechtheid. Zoals men zegt in betere kringen: zijn “earnestness”! Die uitstraling heeft hij bij de enigszins geïnformeerde burger zeker onvoldoende. Het is toch een algemeen gedeeld gevoel bij politiek meer geïnteresseerden dat Quickie niet altijd geloofwaardig overkomt. Zelfs zijn non-verbaal gedrag draagt daartoe bij: zijn theatraliteit, zijn gespeelde en al te vaak uitgeoefende, populistische verontwaardiging over alles en nog wat. En dat hij tevens al te veel in zijn betoog een zinsnede start met “eerlijk gezegd” wekt ook al enig wantrouwen op.

V.VQ. is waarlijk door de wol geverfd. Zijn woordbreuk tegenover de Kortrijkzanen leert veel over zijn politieke mores.
Laat ons naar aanleiding van dit “verraad” daar in een volgend stuk wat concreet op ingaan. Constructieve journalistiek!
We willen wat meer feitelijk terugkeren naar zijn discours waarbij hij zijn beminde Kortijkzanen wou overtuigen van de redelijkheid en de noodzaak van zijn besluit om verder af te zien van zijn mandaat als geliefde burgervader.
Laat ons eens een gedachte-experiment opzetten en aan V.VQ. de fundamentele vraag stellen: “Kunt u uw verhaal wel aan uzelf verkopen?”

(Wordt vervolgd.)