Vincent Van Quickenborne kreeg in ‘De Tijd’ van laatstleden zaterdag 30 mei uiteraard een actueel stuk met een heel sprekende, veelzeggende kop: “Het masterplan van de Kortrijkse burgemeester”.
Volgens de krant wil hij de geloofwaardigheid van zijn partij herstellen door federaal in de oppositie te gaan om van daaruit in te beuken op de N-VA. Want hij is de grootste fan van een regering waarin de N-VA en de PS elkaar vinden. (Hij hoopt dat de de N-VA zich daarbij zal verbranden.) Nog altijd volgens de kwaliteitskrant wil hij al langer de kaart van een federale oppositiekuur trekken “met hemzelf in de glorieuze rol van oppositieleider”.
En nog een citaat, want daarover willen we het eigenlijk hebben: “Vincent Van Quickenborne heeft als Kamerfractieleider wat hij wou: nationale zichtbaarheid.” Wij zouden daar een soort oxymoron willen van maken: hij wil nationale- stedelijke zichtbaarheid.” Beide dus. Tegelijk. Maar dat gaat (materieel alleen al, qua tijdsgebruik) moeilijk samen.
Toen Vincent opnieuw burgemeester werd, liet hij luidkeels en meermaals weten dat hij in die functie absoluut de gehele bestuursperiode zou aanblijven. Een burgemeester in volkomen dienstbaarheid aan de stad. Bijvoorbeeld geen ministerpost zou aanvaarden. Hij bleef inmiddels wel federaal parlementariër, met als (ongeloofwaardig) argument dat hij via dit mandaat vanuit Brussel veel zou kunnen bereiken voor zijn stad Kortrijk. Nu weet elkeen toch een beetje dat de Kamer van Volksvertegenwoordigers zich nauwelijks of niet bemoeit met gemeentelijke materies. (Wat heeft de burgemeester overigens al bereikt inzake de bouw van een gloednieuw station alhier?)
Het ambt van burgemeester van een centrumstad is op zichzelf al een voltijdse bezigheid.
Vincent heeft als burgemeester tevens nog een rijtje neven-mandaten en nu is hij dus niet alleen”gewoon”volksvertegenwoordiger maar ook fractieleider.
Er liep alhier ter stede al een tijdje het gerucht dat hij “teveel bezig is met Brussel”. Welnu, we zullen er niet ver naast zitten als we zeggen dat hij in die bijkomende functie (met hier en daar ook nog een lidmaatschap in een of andere Kamercommissie) drie dagen per week (laat ons nu zeggen: na corona) in Brussel zal moeten vertoeven.
En hem kennende, zal hij zowat dag en nacht aan het bellen zijn met leden van zijn fractie, met de coryfeeën van zijn partij, met leden van het nationaal VLD-bestuur, met de Kamervoorzitter en leden van het bureau van de Kamer, met zijn en andere partijvoorzitters, enz., enz.
Al die vele, ontelbare uren waarbij hij aan de telefoon zal hangen, vergaderingen zal bijwonen of zelf beleggen (ook in het geniep), intriges zal bedenken, ruzies zal moeten bijleggen of aanwakkeren, het fractiewerk regelen en de leden ervan in de gaten houden, de pers te woord staan of zelf opzoeken, – al die tijd kan hij dus niet bezig zijn met zijn geliefde Kortrijk.
En laat ons ook niet vergeten dat hij als fractieleider geacht wordt continu aanwezig te zijn in de plenaire zittingen van de Kamer. En niet, zoals hij in het verleden placht te doen: bijna enkel en alleen opdagen bij de stemmingen op donderdagmiddag. (De volledige parlementaire vergoeding is dan binnen.)
Plus mag hij niet meer te laat komen in de Kamercommissie waar hij voorzitter van is. Dat is ook wel eens voorgevallen.
Ja. We hebben de politiekers die we verdienen. Workers!! Voortdoeners.