De Kortrijkse raadsleden lijden aan cognitieve dissonantie

U kent dat verschijnsel wel en hebt er ongetwijfeld ook al aan geleden.
Toch al meegemaakt?
Zo’n verstokte roker die je vertelt dat zijn opa heel zijn leven heeft gepaft als een Turk en toch 97 is geworden. Of die buurvrouw op dieet die toch maar eens een lekker slagroomtaartje lust met nog een of twee cava’s erbij, want zij gaat toch straks naar de fitness?

Mensen zijn geneigd om hun inconsistent gedrag goed te praten met redenen of redeneringen waarvan ze in hun diepste binnenste wel weten dat de argumentatie ervan geen steek houdt.
Dat soort gedragingen noemde de Amerikaanse psycholoog Leon Festinger al in de jaren vijftig ” de cognitieve dissonantie”.
De meeste politici lijden daar beroepshalve zéér sterk aan.

Gisteren zagen we daar weer een kras staaltje van, tijdens het verloop van de Kortrijkse gemeenteraad. Alleszins bij 36 van de 41 raadsleden, namelijk alle raadsleden min de 5 van het Vlaams Belang.
Om het even wat VB-fractieleider Wouter Vermeersch zei over de ongeldigheid van de richtlijnen va de lokale tripartite bij de digitale vergadering, van de (niet gehouden) raadscommissie, of van de politieverordening van de burgemeester, of meermaals aanklaagde dat zijn vragen niet werden beantwoord, – de raadsleden van de andere fracties (ook van de oppositie!) gingen met zijn bemerkingen niet akkoord. Ook door niks te zeggen. Terwijl ze ‘cognitief’ (innerlijk) dus wel degelijk (politiek gewetensvol, om het zo te zeggen!) beseften dat hij gelijk had.
Zo’n houding brengt toch wel een ongemakkelijke, onaangename inwendige psychologische spanning mee, aangezien men handelt in strijd met een innerlijke overtuiging. Men weet van zichzelf onderhuids echt wel dat er iets niet klopt.
Elkeen die zo’n cognitieve dissonantie ervaart, probeert die ietwat ongezellige gewaarwording te vermijden of minstens te verlichten. Men verzint er dan maar een (zogezegd) plausibel verhaaltje bij.
In de Kortrijkse gemeenteraad verwierp men de (gegronde) objecties van Vermeersch dus als zijnde “een politieke spelletje” of “een ballonnetje”, of een nodeloze “semantische discussie”. En in elk geval als iets dat absoluut niet passend of opbouwend was in deze barre periode van de corona-crisis.
En nood breekt toch wet zeker?
Met dit soort foefjes – door zichzelf iets wijs te maken – meenden de raadsleden dan dat hun gedrag weer cognitief consistent was gemaakt en kon men de schijn ophouden om rustig en tevreden huiswaarts te keren of te gaan slapen…
Ach, politiek bedrijven is niet echt bevorderlijk voor het psychologisch welbevinden. Ja, het is een harde stiel.

P.S.
Parlementariërs in Brussel die worstelen met een cognitieve dissonantie bij een stemming gaan in ‘plaspauze’. In de Kortrijkse gemeenteraad heeft onze watcher dat ook een enkele keer gezien.