In eerste instantie krijgt de “korpsleiding” in zijn geheel (de term ‘korpsleiding’ wordt niet gedefinieerd) in de doorlichting van de politiezone van de auditoren enige lovende bewoordingen toebedeeld. In de reguliere pers besteedt men daar geen aandacht aan. (NUL)
Citaat:
“Uit de personeelsbevraging blijkt dat de personeelsleden het in hoge tot zeer hoge mate eens zijn met onderstaande stellingen, namelijk dat:
° de rechtstreekse overste luisterbereid is
° orders worden nageleefd
° de korpsleiding onmiddellijk optreedt bij noodsituaties.
De korpsleiding, de korpschef in het bijzonder, hanteert een open-deur-politiek en wil zich zo aanspreekbaar mogelijk opstellen voor de medewerkers. Deze houding wordt vrij algemeen geapprecieerd.”
Maar er zijn dus “aangrijpingspunten voor verbetering“.
– De korpsleiding hecht onvoldoende belang aan de inbreng van personeelsleden.
– De korpsleiding werkt met twee maten en twee gewichten.
– Er is een quasi permanente afwezigheid van de korpschef op het terrein en op de diverse politielocaties. (Noot van de KW-redactie: er zijn vijf politiegebouwen in de zone.)
– De korpschef stelt zich vrijwel uitsluitend op als verzoener. Zijn optreden is onvoldoende drastisch.
Korpschef Stefaan Eeckhout kreeg de gelegenheid om in het verweer te gaan tegen deze aantijgingen. Zijn commentaar is te vinden in het auditverslag zelf, als bijlage 3 (pag.94-pag.104). De reguliere pers maakt daar andermaal geen gewag van. (Onze Persjongens lezen dat gewoon niet. Onze voorlichters!)
De chef steekt van wal met enkele algemene bemerkingen die we hier bijna onverkort weergeven.
1. Het is te betreuren dat de audit niet of nauwelijks ingaat op de grote structurele problemen waarmee het korps geconfronteerd wordt:
– het personeelstekort
– de gebouwenproblematiek (de slechte staat, afstanden,…)
– de structurele onderfinanciering.
Veel van de gemaakte opmerkingen resulteren precies uit deze problematiek.
De korpsleiding is hier volledig afhankelijk van de bestuurlijke overheid. Het lijkt er op dat deze bestuurlijke overheid (de opdrachtgever van de audit) koste wat kost uit de wind moest gezet worden.
(De repliek van de auditoren hierop was van het gemakkelijke soort: we bemoeien ons niet met politiek.)
2. Er wordt veel te veel belang gehecht aan de personeelsbevraging, althans aan bepaalde aspecten ervan.
Het gevolg is dat men vervalt in efemere anekdotiek. (Zie wat de pers zoal vertelt. Noot van KW.)
Voorts worden de gemaakte opmerkingen ook niet uitgesplitst naar Directie/Dienst. Een goed voorbeeld daarvan is de opmerking dat de toewijzing van personeel of middelen niet “eerlijk” gebeurt, m.a.w. dat “de anderen” beter bediend zijn. Als iedereen dit vindt, dan lijkt het mij het beste bewijs dat dit niet zo is.
Erger is dat de audit de meeste opmerkingen zomaar kritiekloos slikt, zonder te checken of ze wel kloppen. (De auditoren loochenen dit laatste. Noot van KW.)
3. Er blijkt een fundamenteel verschil in visie te bestaan tussen de korpsleiding en de auditoren m.b.t. de managementstijl.
De auditoren opteren duidelijk voor een sterk centraal aangestuurd gezag en hebben moeite met de grote operationele autonomie van de directies en – a fortiori – van de mensen op de werkvloer. Het rijkswachtverleden van één van de auditoren zal daar niet vreemd aan zijn. Dit verklaart voor een stuk de kritiek dat er voor bepaalde processen geen exhaustieve draaiboeken of regels uitgeschreven zijn. Dit is geen vergetelheid of nalatigheid, maar een zeer bewuste keuze: wij werken met volwassen mensen die genoeg ruimte en verantwoordelijkheid moeten krijgen om zelf hun nkeuzes te maken, uiteraard binnen de opgelegde grenzen.
P.S.
Na deze wel zéér fundamentele bemerkingen gaat de korpschef in op een hele serie concrete auditbevindingen en “verbeterpunten”.
In de mate dat die commentaren niet al te technisch van aard zijn en de gemiddelde Kortrijkzaan kunnen interesseren, komen we daar bij gelegenheid nog op terug.
In de volgende politieraad van juni presenteert de korpschef trouwens zijn verbeterplan.