In een vorig stuk zagen we dat tekorten in eigen dienstjaar worden opgevuld met afnamen uit het reservefonds (ook uit het Zilverfonds voor pensioenen en het Stedenfonds). Het gevolg is natuurlijk dat het reservefonds gaat slinken. Voor dit en volgend jaar beschikt het fonds nog over ca. 7 miljoen euro, maar volgens een prognose voor 2014 slinkt het bedrag naar 1,5 miljoen.
Een interessante indicator voor een financiële analyse van de gemeentefinanciën is de evolutie van het courant resultaat: het verschil tussen de courante kosten en opbrengsten per jaar. Courante kosten zijn: aankoop van goederen en de exploitatie ervan, personeelskosten, toegestane werkingssubsidies, aflossingen van leningen en financiële kosten. Courante opbrengsten slaan ondermeer op opbrengsten uit de fiscaliteit, exploitatieopbrengsten, ontvangen werkingssubsidies, financiële opbrengsten (deelnemingen).
Gedurende deze legislatuur was het courant resultaat altijd positief, maar het bedrag is vorig jaar wel fel verminderd tot slechts ca. 40.000 euro. In 2010 was het overschot nog 10,4 miljoen. In 2009 zelfs 12,2 miljoen.
Dit is me dunkt een veeg teken: de resultatenrekening is sinds 2010 negatief.
De resultatenrekening is een optelsom van o.m. het courant resultaat (dat dus dalende is), het exploitatieresultaat (is in 2011 ook verlieslatend geworden), resultaat van de reserves. In 2009 was het resultaat van het dienstjaar nog 12,2 miljoen euro. In 2010 geslonken tot – 1,5 miljoen en in 2011 tot – 5,4 miljoen euro. (Maar in dat jaar hebben we het verlies van 5 miljoen bij de Gemeentelijke Holding uitgeboekt.)
Laat het ons even hebben over de structuur van de schuld. We tellen de schulden ten laste van de gemeente op korte en lange termijn samen.
In 2007 (eerste jaar van deze CD&V-VLD-coalitie) ging het om 171,2 miljoen euro. In 2010: 202,6 euro. Vorig jaar: 205,0 miljoen euro.
Eind dit jaar bedraagt het nog te betalen saldo 177,8 miljoen. Betaalde intrest: 5,8 miljoen en jaarlijkse last 16,8 miljoen. Eind volgend jaar is het saldo 161,9 miljoen, de intrest 5,9 miljoen en de last 21,9 miljoen.
Om de schuldgraad te berekenen moeten we het eigen vermogen van de Stad kennen.
Dat is dus niet continu gestegen !
Vorig jaar bedroeg het eigen vermogen 282,3 miljoen. In 2010: 288,8 miljoen.
De schuldgraad beschouwen we nu als de verhouding tussen schulden op korte én lange termijn versus het eigen vermogen.
In 2007 was de uitkomst 0,63. In 2010: 0,70. Vorig jaar: 0,72.
Wat met de financiële draagkracht van onze stad, de solvabiliteit?
In 2011 was de uitkomst van de verhouding vreemd vermogen tegenover het totaal vermogen 0,433. Deze ratio geeft dus aan dat 57 procent van het vermogen van stad bestaat uit eigen vermogen. In 2007 was de ratio 0,402 en in 2010: 0,421.
(Wordt vervolgd…)