Het zal niet moeilijk zijn om bij de publieke opinie een draagvlak te vinden om de Kortrijkse binnenstad te bezaaien met camera’s. Welk mens zou er ooit de talloze studies (Ditton, Welsh, Farington, Hesseling, etc.) hebben gelezen die handelen over diverse effecten van cameratoezicht op openbaar domein? Zelfs onze beleidsmensen hebben dit niet gedaan. Meer nog, voor Kortrijk dan: er is geen enkele serieuze evaluatie bekend van de werking van de bestaande bewakingscamera’s in onze stad. (Beter zeggen: toezichtcamera’s.)
Meegesleept door persoonlijke obsessies en accidentele gebeurtenissen en vooral door het lobbywerk van de veiligheidsindustrie zijn onze bestuurders er nooit toe gekomen om een wetenschappelijk onderbouwd debat te voeren over het al of niet installeren van cameratoezicht. Het “omslagpunt” in het beslissingsproces (dat er eigenlijk niet is) is nooit bereikt: met name de vraag of men misschien ook zou kunnen besluiten om nu een keer geen camera’s te installeren. (In Leeuwarden bijvoorbeeld is dit wel gebeurd.)
Het is infaam als zo’n korpschef van de politiezone VLAS de beslissing tot de aanschaf en plaatsing van nog méér camera’s (hoeveel? soort?) zou doorduwen zonder op enkele vragen een duidelijk antwoord te geven. (Wettelijk is men dat zelfs verplicht.)
De eis van subsidiariteit is nog altijd niet gemotiveerd.
Voor de huidige én nieuwe camera’s moet men zich de vraag stellen of andere minder ingrijpende maatregelen al tevoren beproefd zijn en al of niet hebben gefaald. “Er zijn geen alternatieven meer, we moeten ingrijpen,” vertelt burgemeester Lybeer in het “Het Laatste Nieuws” van 12 oktober. Journalist vraagt dan niet verder. Hoezo? Alles was dus tevergeefs? Het mobiele politiekantoor, de agenten op de fiets, de hondenbrigade, de buurtwerkers, de wijkagenten, de pakmadams, de preventiewerkers, de gemeenschapswachten, de politiewinkel, de alarmknoppen, de paaltjes, de Fox’en, de gerichte patrouilles, de convenanten met cafébazen, de BIN’s, de razzia’s.
De vraag naar proportionaliteit moet nog beantwoord.
Het cameratoezicht moet in de juiste verhouding staan met het nagestreefde doel. Wat is het doel eigenlijk? Zijn er nog nevendoelen beoogd? Weet u, lang geleden was er in Kortrijks sprake van camera’s op de invalswegen. En waarom? Om snelheidsovertredingen op te sporen…
Camera’s vergen enorm veel inzet van middelen. Daar wordt (in alle gemeenten) zedig over gezwegen. Het is een dure aangelegenheid, ook qua inzet van personeel, onderhoud, inrichting meekijkruimte (dispatching), opslag van gegevens, herstellingen, kabels, betere openbare verlichting. Die camera’s worden trouwens steeds gesofisticeerder (inzoomen, herkenning, ronddraaien, praktisch onzichtbaar) en onze korschef houdt van gadgets. In Groningen zijn er nu al toestellen in gebruik die geluiden (gesprekken) opnemen. Willen wij dat ook?
Een eenvoudige vraag zou kunnen zijn of men met die vele honderduizenden euro (ja!) niet iets anders kan doen, andere maatregelen treffen in verhouding tot het doel. Bijvoorbeeld méér agenten in burger op straat sturen. Gemeenschapswachten ook ’s nachts op pad sturen. Meer recherche inzetten.
Wat is de effectiviteit van de (bestaande) camera’s?
Ja, zeg dat eens, beste korpschef. Is er ooit een voor- en nameting gebeurd van de effecten en neveneffecten van die camera’s aan het Schouwburgplein, in de tunnel van de Doorniksestraat? Hebben die ooit al iets opgelost? Werken ze ook preventief? Zijn er verplaatsingseffecten? Veranderingen van modus inzake misdrijven? Nog even dit. Camera’s verijdelen niet wat we noemen “zinloos geweld”.
.
(Wordt vervolgd…)
KORTRIJK?
STAD ZONDER CAMERA.
Met die leuze staan we op de wereldkaart.