De lasten van een centrumstad zijn (nog) niet te berekenen

Zo nu en dan beklagen burgemeesters er zich over dat hun centrumstad allerlei lasten heeft te dragen waarvan buurgemeenten dan kunnen profiteren, zonder dat de bewoners aldaar bijdragen in de werkings- en vooral de investeringskosten van die functies. Kortrijkse bewindslieden hebben het dan over sportinfrastruur (zwembaden!), bibliotheek, schouwburg, musea, OCMW en welzijnsdiensten, of fuifzalen soms. De klagende burgemeesters doen dat gewoon om nog meer subsidies binnen te rijven van bijv. het Gemeentefonds of het Stadsvernieuwingsfonds. Die klachten van lokale bestuurders blijven evenwel altijd heel sporadisch, occasioneel, en zijn nooit cijfermatig onderbouwd. Nu weten we waarom.

Er is zopas een studie verschenen van de “Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen” met als titel “Centrumfuncties in de stadsregio“. Van meerdere auteurs (waaronder Kortrijkzaan prof. Filip De Rynck) uit diverse hogescholen of universiteiten. Het rapport is een “proeve van empirisch onderzoek” over de gevolgen van mogelijke centrumfuncties in de stadsregio’s Kortrijk en Turnhout.

Het algemeen besluit is ” ronduit ontnuchterend“.
Klagende burgemeesters kletsen uit hun nek. Hun “probleemaanvoelen” over de lasten van een centrumstad is zwak, uiteenlopend, en de ambities en motieven van hun klachten zijn verschillend. Maar het ergste van al is dat uit de studie blijkt dat het bij de onderzochte lokale besturen heel erg is gesteld met datamanagement.
Veelal ontbreken de meeste elementaire gegevens om een antwoord te krijgen op volgende eenvoudige vragen inzake mogelijke centrumfuncties:
1. Hoeveel externe gebruikers telt de functie?
2. Wat is het geografisch bereik?
3. Welke instrumenten gebruikt men om de kosten te delen?
4. Wat is de netto-last?

Een centrumfunctie is een publieke dienst met een breder bereik dan de grenzen van de gemeente.
De studie wou een zicht krijgen op de grootte van de centrumfuncties, als op de verdeling van de lasten en LUSTEN. De beleidsdomeinen vrije tijd, welzijn en veiligheid dienden als scope van het onderzoek. Bij “vrije tijd” waren de subdomeinen: cultuur, jeugd, sport. “Veiligheid” had betrekking op politie en brandweer. “Welzijn” sloeg op het OCMW-aanbod en andere welig tierende welzijnsoorden.

In onze Kortrijkse regio (7 buurgemeenten tot en met Spiere-Helkijn en Menen) verliep de dataverwerking redelijk vlot, maar was de beschikbaarheid en de kwaliteit van de broodnodige gegevens soms ronduit verrassend ontoereikend. Het sterkst was Zwevegem. Zwak waren Wevelgem en Spiere-Helkijn. De algemene score van Kortrijk wordt niet vermeld.

Laat het ons hier even houden bij het subdomein “cultuur”.
Voor de musea waren geen data beschikbaar over de herkomst van de bezoekers. Idem voor wat betreft de losse ticketverkoop voor culturele voorstellingen. Ook konden geen data worden verkregen over het gebruik van de uitgebreide cultuurinfrastructuur.

De studie is een momentopname.
Helaas vinden we nergens op welk moment of jaar de dataverwerving slaat. De vergaring van de gegevens gebeurde eind juli-begin augustus 2009. Misschien houden allerhande Kortrijkse instellingen sinds de confrontatie met dat onderzoek wel wat beter de statistieken bij.

In Kortrijk werden 19 functie geïnventariseerd.
Ongeveer 5 % van die functies kent een extern gebruikersaantal tussen 61-80 %.
Bij gelegenheid zal kortrijkwatcher nog wat in het oog springende uitslagen van het rapport onder uw aandacht brengen.