Waarom zeggen we dat nu?
Hoe komen we daar zo bij?
Omdat het Broelmuseum heel recent twee werken heeft aangekocht van Egidius Karel Gustav Wappers. “La bataille des Eperons d’or” en “Femme éplorée“. Later dit jaar zal de aankoop plechtig gevierd worden.
Toen Gustav benoemd werd tot “bestierder” van de Antwerpse Academie werden talloze redevoeringen gehouden, in beide landstalen. Conscience (toen griffier aan de school) heeft die gebundeld. Titel van het werk: “Gedichten en redevoeringen uitgesproken door verschillende persoonen ter gelegenheid van den heere ridder Gustav Wappers tot bestierder der Koninglijke Academie van Antwerpen”. Ter Drukkery van L.J. De Corte, 1840. De bundel staat gedigitaliseerd op Google te lezen, maar heeft er iemand dit werk in particulier bezit?
Conscience zelf hield ook een ellenlange, stroperige preek.
Begint zo.
“Myn weldoener! myn vriend! gelooft gy dat woorden myne zielsaandoening kunnen vertalen? Neen, een onuitdrukbaer gevoel ontroert my. O ik zie aen uw voorhoofd de schitterende ster, die als een licht van Belgies kunst zal schynen, en nu omgeeft u eens den zoo lang verdiende luister! ”
Henri eindigt met de uitroep: GUSTAV WAPPER WAS EEN BELG!
“Dryf den roem der vlaemsche School tot aan de palen der bekende wereld.”
Gustav was ‘hoofdman’ van ‘Zwart Paerdeken’.
Weet er daar iemand iets meer over?
En waarom heeft Henri het plots over “een zoo onverdiend geschonden vriendschap”?
Wappers is na zijn ontslag aan de Academie (1853) naar Parijs getrokken en daar gestorven op 6 december 1874.
Conscience had nooit geld genoeg, werd broodschrijver en arrondissementscommissaris in Kortrijk. Toen ook al een goedbetaalde job, om niets te doen.