Naar aanleiding van het verdwijnen van de goede meester Hugo Claus kon Carl Decaluwé vandaag in een lange, steeds langer wordende stoet van rouwende vrienden, nichten en kennissen en “oudere dames die hem nog zullen herinneren” (dixit Claus) de gelegenheid krijgen om een statement weer te geven op VRT, Canvas, Terzake. Om 20u16 was Carl daar aan de beurt.
In een vorig en tamelijk recent nummer van het weekblad ‘Kortrijks Handelsblad’ was een schoolkameraad aan het woord die over Claus niets had te vertellen. Hij had nog geen boek gezien van zijn kameraadje. Niet gelezen. Wel gekocht, of zoiets. Ben het niet vergeten.
Het is waarlijk toen dat ik dacht en absoluut wist: Claus wil NU zeker dood.
“Verdriet”, zo zei de goede meester ooit, “dat is een woord voor vunzige dampen die opstijgen”.
Probleem is hoe al de treurende spelmakers hun fijn stof straks aan het crematorium zullen verantwoorden en recupereren. (Pro memorie: de begrafenis van Stijn Streuvels was veel plezanter. Hugo was er ook. ’t Was schoon weer.)
“Dat moest nu wel lukken”, zei Carl vandaag op de televisie. Carl is al geruime tijd Kortrijks raadslid en Vlaams volksvertegenwoordiger. Goed om te weten, kiezer.
Net vorige week heeft ons Kortrijks raadslid en Vlaamske volksvertegenwoordiger (CD&v) zijn EERSTE boek van de weggelopen auteur gekocht. Met een boekenbon van een krant. En het zal niet het laatste zijn.
Zie nu stante pede de quote op Canvas, opgenomen in het Vlomske Parlellemente. Net gemist?
Carl! Dat bonnetje kwam toch niet uit uw krante van Oostakker? Zelf uitgeknipt?
Carl! Als u dat boekske ooit eens leest, denk vooral niet dat de plaatsnaam “Walle” in “Het verdriet van België” slaat op de wijk Walle. Zelfs niet altijd op Kortrijk-stad. Het is Aalbeke ! Maar vaak kun je in dat boek visueel de Pluimstraete herkennen. Toontjeskerke. Broeder Isidoor.
Carl! Koop nu toch eens het boek van Felix Dalle: “Bieten”. In ‘De Standaardt’. Dat is die grote winkel met boeken en allerlei dingen daar vlakbij bij de Grote Markt. Tegenover het postkantoor.
Bieten.
Het is een roman. Fictie! Een boek, gedrukt op de perse van ‘Vooruitgang’ in Kortrijk. In 1957 bekroond met de Reinaertprijs voor de beste SOCIALE roman. Dat is een boek over onze Vlaamse grensarbeiders die van alhier naar Frankrijk trokken. Over de schreve, met hun bazatse. Vanwege belastingverschillen en netto-uurlonen in ’t zwart.
HET IS NOG ALTIJD UW PROBLEEM ?
Weet je nog? De skriever Priester Dalle was rond ten tijde tijde van den Ekspoo’58 een soort aalmoezenier (geestelijke) van de Khriestendemocraten in de Kortrijkse Middenstand. Hij was in die jaren in clerus dress code iedere maandagavond in het stamcafé te vinden. Was me dat ook een verteller. ’t Was een marxist. Priester-arbeider. Schreef opruiende stukken in ’t Kerkelijk Leven. Ons Parochieblad. Over de miserie die de Joden (Israeli) aandeden aan het Palestijnse volk in de Gaza-strook. Een heel boek.
Carl! Ge zijt dat zekers vergeten? Geograficus ! Met al uw persberichten. Lees een boek.
(We dwalen af. Ik had toen wel in café Middenstand niet de indruk dat Dalle een zielsgenoot was van De Clerck-senior. Dit volkomen terzijde. ’t Is voor de Kortrijkse petit-historie bedoeld.)
Carl. Koop en speur eens op de rommelmarkt naar dat totaal vergeten boek “De Mythe van Claus”, en het analoge essay over Stijn Streuvels en nog iemand. Speur eventueel met bonnetje in de afdeling: uw boekhandel.
Bert Anciaux zijn uitlatingen waren tevens grotesk. Alleen al door zijn mimiek. Mocht hij van Veerle ooit te gast zijn ten huize Claus?
De hommage van Verhofstadt voor Claus kwam neer op een bakvisversje. Waarom moet een politieker zich daaraan wagen, aan poëzie voor een poesieboek? Veel liever zal Claus vandaag gehoord hebben dat ene hem onbekende Carl Decaluwé nu een boek leest. Guy Verhofstadt is er ook laat mee begonnen.
P.S.
Fervente lezers laten weten dat ‘Walle’ wel degelijk stad Kortrijk is. Ik vraag het aan Veerle. Maar waar is dat interview met Claus van Fred Germonprez, destijds onze lokale reporter van “Het Volk”, nog te vinden? Claus woonde toen niet verbij, op de boerenbuiten, kwam nooit naar ’t stad. Met al zijn lieven. Gelijk had hij. Carl was nog niet geboren. (Dat is nu wel flauw)