Een appeltje om te schillen (2)

Volgens de kranten zal de befaamde kunstenaar Jan De Cock verzocht worden om het kruispunt “De Appel” even OP TE FLEUREN.
En is Jan De Cock, door Jan Hoet bijgenaamd “de schrijnwerker”, noodzakelijk een dure vogel?

Indien hij de opdracht krijgt zal Jan De Cock allerminst de rotonde “opfleuren” of “opleuken”.
Men leze nu toch eens de lulnota van het team van de Vlaamse Bouwmeester over de artistieke aanpak van de kluifrotonde. (Zie vorig stuk.)
In die nota staat toch alweer klaar en duidelijk dat een kunstwerk in de publieke ruimte uiteraard niet wil zeggen dat het werk aan autonomie moet inboeten.
Lic. in kunsten Rolf Quaghebeur zegt het onomwonden:
“Het gaat erom te ontsnappen aan de risico’s van enerzijds vrijblijvendheid en anderzijds het inschakelen van het kunstwerk in politieke of tendentieuze programma’s die er beide niet alleen voor zorgen dat het draagvlak van het beeld bijzonder klein wordt maar ook en vooral dat het kunstwerk slechts een heel beperkte autonomie bezit waardoor het op korte of middellange termijn geheel en al afglijdt naar het puur decoratieve opleuken van een bepaalde plek (het kers-op-de-taart-fenomeen) of gewoon geen lang leven beschoren is en al snel vergeten wordt.”

De cursivering is niet van ons.
En als het u helemààl wil verstaan, nog een citaat.
“Het is wel zo dat zijn sculpturen (van Jan, – KW) zich soms vermengen, als een soort parasitaire structuren met hun omgeving maar evengoed transformeren ze hun omgeving en scheppen ze de mogelijkheidsvoorwaarden, niet om een bepaalde ruimte te betreden, maar om in een bepaalde ruimte te zijn.”
De cursivering is nu wel van ons.
Dat men toch een keer leze wat er staat! Niks geen opleuken of opfleuren! Voor één keer bijna geen GEZWETS.
En zelf zegt De Cock dat hij zich in zijn atelier voortdurend bevraagt over wat er “vandaag gebeurt in tijd en ruimte, om dat te deconstrueren en te verplaatsen naar zijn oorsprong”.
Jan, Kortrijkwatcher doet niets anders.

Is Jan De Cock een dure vogel?
Laat ons eerst even proberen te achterhalen hoe het zo kan uitgedraaid zijn dat men alhier ter stede net bij die dure vogel uit Brussel is beland.
Enkele elementen die daar waarschijnlijk hebben toe bijgedragen.
Voor zijn sculpturen (“denkmals”) sleept de kunstenaar tonnen vezelplaten weg bij Unilin van Frans De Cock. (Het is ten andere via Unilin en Innergetic dat de sculpteur-fotograaf met Quickstep een project rond Paris-Nice kon opzetten.)
Jan wordt ook gesponsord door allerhande in de streek toch welbekende industriekapiteins: Christian Dumolin, Filiep Libeert, Stefaan Vandecasteele, Michel Moortgat enz.
Verder stond ooit in krant dat het gezin van Kortrijks arts Gerry Van Tendeloo woont in een ‘denkmal’ (nr. 39) van Jan De Cock. Want Jan mocht jaren geleden eens een tentoonstelling inrichten in Kortrijk: “Diasporal Thoughts”. Hij maakte toen een constructie bovenop een gebouw van Stéphane Beel. En bij Lannoo is een zwaarlijvig boek van De Cock verschenen. Voorts had het weekblad “Knack” een keer een cover van de kunstenaar.
Kortom, we bevinden ons toch wel even tussen of midden of in de kennissenkring van de burgemeester.

Bij de onderhandelingen van volgende maand tussen Stad en de kunstenaar hoeft dat allemaal geen handicap te zijn. We zijn onder vrienden.
Men kent het lef van de kunstenaar en kan daar rekening mee houden.
In de nochtans progressieve krant “De Morgen” (2 mei 2006) is het “handelsmerk” van De Cock beschreven. Hij gaat gebukt onder “boerse onbehouwenheid, stompe arrogantie, schaamteloos gebrek aan ironie en talent. (Hij is) ongelooflijk oninteressant “. Het is de publicist Christophe Vekeman die het zegt, onder de titel “Cockhalzen”.

Een bepaald soort kunstmarkt is ontzettend gemanipuleerd. Onderhevig aan speculatieve beleggers – mecenaat genoemd – waarbij men zichzelf vervullende spraakmakende artiesten kweekt die dan met opgeblazen prijzen worden verhandeld. Jan De Cock, na schilder Luc Tuymans in de Tate!
Vraagt Jan veel geld?
Concrete prijzen zijn uiterst moeilijk te vinden. Voor zijn ‘Denkmal 1’ in de kunstbeurs ARTBrussels zou hij “minstens” 25.000 euro hebben gekregen.
Pff.

Maar laat ons nagaan wat de kunstenaar zoal zelf oppert over zijn financiële besognes. Dat is broodnodige informatie, dienstig bij de komende onderhandelingen.
In “De Morgen” van 14 mei 2005: “Ik ben misschien wel de meest onafhankelijke kunstenaar die er rondloopt. Mijn werk laat zich nooit door de markt dicteren.”
In “De Tijd” (25 maart 2006) gaat het er in een interview zeer expliciet aan toe.
Journalist Marc Ruyters zegt eerst dat de sculpturen van Jan wel veel geld kosten en dat de financiering door musea of andere instellingen ruim onvoldoende is.
Antwoord van De Cock: ” Let op, dat mag de discussie niet zijn. De financiële doctrine van een museum mag nooit het werk dicteren dat de kunstenaar maakt. (…) Als ik een werk maak, hangt dat nooit af van wat ik aangereikt krijg door de plek waar ik voor werk. (…) Er wordt overigens vandaag te veel over productiekosten gesproken. Terwijl je beter een werk maakt en achteraf ziet hoe je het betaalt. Zo heb ik altijd gewerkt. (…) Het is belangrijk dat een kunstenaar voor zichzelf een financiële vrijheid kan opbouwen. En daar heb je anderen voor nodig, ja.”

Volgende vraag: “Moet een kunstenaar dan een beetje ondernemer zijn?”
De Cock: “Nee, dat heb ik niet gezegd. Een kunstenaar moet onafhankelijk zijn. (..) Maar door de schaal waarop ik wil werken, heb ik een schare van goeie vrienden moeten zoeken die mij daarin steunen. Zij geloven daarin, helpen me financieel. Gelukkig zijn er nog enkele industriëlen die zeggen: maak je geen zorgen, wij sponsoren je. Dat is een echte avantgarde van mensen. Zij staan in de tweede linie om me te steunen.”

Het is duidelijk.
Het werk aan de kluifrotonde kan volgens de kunstenaar niet gebonden zijn aan een op voorhand gelimiteerde prijs.
Vraag is of een openbaar bestuur wel zo kan handelen, in het kader van de wet op de overheidsopdrachten.
Stad zou toch wel een beetje moeten weten of er zal gewerkt worden met spaanderplaten.
En of Jan De Cock zijn atelier zal verhuizen naar De Appel. Want dat doet hij normaal gezien wel. Afstanden geen bezwaar. Stad moet daar dan een werkplaats voor voorzien.
Tenslotte er nog even aan herinneren dat het absoluut niet in de aard van de kunstenaar ligt om zijn opdrachtgevers op voorhand te confronteren met tekeningen of driedimensionele modellen (maquettes) van zijn werk.