Heel het weekend geteld, en er nog niet aan uitgeraakt.
Zelfs het College is nog altijd bezig om “de huidige situatie terug correct weer te geven“. Want voorheen was die situatie blijkbaar niet correct. Kan het geloven, met al dat personeel.
De vraag hoeveel personeel Stad aan het werk houdt is eenvoudig, maar het antwoord niet.
Tellen we het OCMW erbij? De politie? Het onderwijs? De IVA’s en EVA’s? De kabinetten? Bepaalde ‘intercommunales’?
En wat is in godsnaam het verschil tussen een personeelsformatie en een personeelsbestand?
Naar schatting zijn er in Vlaanderen 190.500 mensen in dienst van de lokale besturen. Het gaat om 99.000 personeelsleden bij de gemeenten, waarvan 25.000 gesubsidieerde personeelsleden in het gemeentelijk onderwijs, 67.500 bij de OCMW’s, 16.000 bij de lokale politie, en ruim 8.000 bij de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.
Het personeel bij de lokale besturen wordt traditioneel opgedeeld in drie categorieën.
Er zijn statutaire personeelsleden, vast of op proef. Zij zijn bij eenzijdige beslissing met een statutair dienstverband verbonden aan het lokale bestuur.
In de Vlaamse gemeenten gaat het om zowat 30.000 mensen. Bij de OCMW’s om 24.000.
Maar meer dan de helft van het personeel (55 procent) bij lokale besturen is contractant. En over de jaren heen neemt het aantal toe. Een contractueel personeelslid is in dienst genomen bij arbeidsovereenkomst, conform de wet van 3 juli 1978. De Vlaamse regering probeert nu om de rechtspositie (het statuut) van die ‘contractuelen’ te verbeteren, gelijk te schakelen aan die van de ‘statutairen’.
Dan heb je nog de zogenaamde Gesco’s, de gesubsidieerde contractanten. Hoewel ze soms minder vatbaar zijn qua arbeidsattitude schakelen lokale bestuursleden graag Gesco’s in want dank zij Vlaamse subsidies krijgt men hierbij een aanzienlijke vermindering van socialezekerheidsbedragen.
Het in de maak zijnde besluit van de Vlaamse regering omtrent de rechtspositie van het gemeentepersoneel rept eigenlijk niet meer specifiek over Gesco’s.
De personeelsformatie – die in voltijdse equivalenten (VTE’s) per graad het aantal betrekkingen weergeeft – vermeldt de statutaire en contractuele betrekkingen, met in voorkomend geval ook de betrekkingen die bestemd zijn voor de intern verzelfstandigde agentschappen (IVA’s) én de kabinetten van de burgemeester en schepenen.
Betrekkingen die ingesteld worden ter uitvoering van werkgelegenheidsmaatregelen van de hogere overheid worden niet meer opgenomen in de personeelsformatie. Evenmin als betrekkingen die gecreëerd worden om een plotse opstoot van van werk. (Ook als het gaat om een of ander stadsvernieuwingsproject?)
Een personeelsformatie vermeldt dus de betrekkingen.
Iets anders is de bezettting ervan. De reële personeelssterkte. Dit is namelijk het personeelsbestand.
Heel raar – voor een bedrijf is dit ongehoord – is dat de Vlaamse regering het niet nodig acht om bij de opmaak van de personeelsformatie te vertrekken van een personeelsbehoefteplan.
Men dient enkel nog de financiële haalbaarheid van de formatie vast te stellen, in het kader van de begroting en het financiële meerjarenplan.
En zo heeft het College onlangs beslist om de stijging van de personeelsbezetting te beperken, zowel qua budget als in aantallen. Men heeft het zelfs over een daling.
En het Collegebesluit hanteert hierbij de term “personeelsformatie”.
Als “richtcijfer” hanteert men 787 VTE als totale personeelsformatie. En bij het concretiseren van de formatie (dit is het bestand?) wil men de personeelsbezetting van 1 januari als “toetssteen” gebruiken.
Ik begrijp er niets van.
Uitleg in een volgend stukje.