Kortrijkse geschiedschrijving (1): veel irrelevante acribie

Toen ik dit las kwam er bij mij een vraag op.

“Onze waarneming van ‘de werkelijkheid’ gebeurt letterlijk vanuit een bepaald (biologisch, maatschappelijk, cultureel, ideologisch) ‘oogpunt’, terwijl het kennen van (en dus ook het denken, spreken en schrijven over) die ‘werkelijkheid’ hoe dan ook plaatsgrijpt via de reductionistische insnijding van het concrete woord.”

En bij deze zinsnede meende ik het antwoord op die vraag te kunnen vinden:

“Geschiedkundige kennisvorming moet dan ook niet in het verleden zelf worden gezocht, maar in de interpretatieve tradities van de ‘historiografische operatie’ die volgens Certeau te maken heeft met de manier waarop de historische ‘evidentie’ door historici wordt geproduceerd. Ze veronderstelt een afstand in de tijd, die de projectie, de subjectieve historiciteit, mogelijk maakt
waarmee de onderzoeker het ‘andere’ in het ‘anders zijn” van het verleden ontdekt en construeert.”

Om het met de woorden van Ankersmit te stellen: “De intertekstualiteit in de geschiedenis is de bron en de geboorteplaats van de historische werkelijkheid.”

ZO.
De bekende en bij studenten omwille van zijn zorgvuldig taalgebruik heel beruchte schrijver – zoniet de uitvinder van de (pedagogische) historiografie – Bellegems prof. Marc Depaepe (van de ‘new cultural history’ wel verstaan) geeft hiermee enig inzicht op de vraag waarom er over de geschiedenis van Cortoriacum nog altijd geen bevredigend wetenschappelijk-narratief werk is verschenen.
Narratief: een ‘verhaal’ vertellend.

Ik ken niet zoveel boeken handelend over de algemene geschiedenis van onze stad.
Er is de onvermijdelijke ‘Niklaas’ Maddens. Met zijn geschiedenis van Kortrijk, in vogelvlucht dan. Verschenen in 1983 en gaande tot 1945. En het werk van 1990 dat beoogde een synthese (soort samenvatting, maar beoogt meer te zijn) te brengen van wat al is geschreven over het verleden van de stad.
Met steun van de Stad verschenen naar aanleiding van de achthonderste verjaardag van een stadkeure. Vergeten welke en of het wel de eerste was. Of de juyiste. Auteurs: A.Vandoorselaer, J.Viérin, E.Warlop, N.Maddens, P.Vancolen.
En onlangs hernam Niklaas² dit werk “in het kort”. Veel prentjes.

Veel van die werken leunen met alle gevolgen van dien op een soort standaardwerk van De Potter, dat al dateert van 1873-1876. (Er is een anastatische herdruk geweest in 1975.) Anastatisch betekent niet wat u nu denkt. Het is niet zo erg.

Een groot euvel van deze werken is dat er een enorm accent (klemtoon) ligt op de middeleeuwen (ca. 400 tot 1500) en de Moderne (Nieuwe) Tijden. Zeker de naoorlogse tijd (na WOOII) bestaat als het ware niet.
Inhoudelijk is een grote lacune (?) dat er nauwelijks sprake is van politieke, sociale en economische thema’s en instellingen. Men heeft het wel een keer over de linnenindustrie. Edelsmeedkunst. Over de Armenkamer. Het kerkelijk leven (processies, maar geen Schoolstrijd). Over Kortrijk als historische designstad: nul, komma nul.
Men is gewoon niet mee met de evolutie van de moderne historiografie. Kent niet eens de feiten (acts). Verkent geen nieuwe terreinen (velden). Er wordt herkauwd (fictie) en de ijver wordt niet besteed aan het zoeken naar minder traditioneel bronnenmateriaal.
Eén voorbeeld: waar vind je iets over de geschiedenis van het OCMW? Nog één: onderwijs (scholen alhier, vroeger en nu: de komst van de KULAK is nog altijd niet ontraadseld).
Heeft er al één historieker hier systematisch de notulen van het Schepencollege doorgenomen? Over de jaren heen? De verslagen van de gemeenteraden? De jaarverslagen van Stad?
Wie vindt er eindelijk eens een uitleg over de eeuwenoude almacht en arrogantie van de christen-democratie in onze geliefde Stad?

Intussen zijn er wel een serie boeken³ gemaakt over bepaalde deelaspecten. Maar weerom over heel “ouderwetse” onderwerpen die van veel acribie getuigen maar voor niet-historici totaal irrelevant zijn.
Er is een geschiedenis van de Groeningeabdij. Van Onze-Lieve-Vrouwhospitaal. Over de Kortrijkse geneeskunde (asklepiaden). “Prochies”. Buitenpoorters. Franse stijlinterieurs alhier. Pijpen en pottenbakkerijen (Philippe Despriet!). De Kortrijkse leprozerij (E. De Bethune!). Landgravinne Béatrix de Brabant. Wapenschilden. Begijnhof. Nonnen.
Ja, zelfs over de Kortrijkse vrijmetselarij: de loge l’Amitié.
En natuurlijk een en ander over de guldensporenslag (1302.) Niet vergeten.
Egied Van Hoonacker wijdde een pittige (maar wat verwarde en verwarrende) studie aan de Kortrijkse herbergen, terwijl hij nog nooit op één of twee cafés is gesignaliseerd. Volgens de regel van historiekers: je moet er niet bij zijn geweest om erover te berichten.

Her en der zijn er losse en vele artikels gewijd aan genealogie, naamkunde, maten en gewichten, kapittels en kannuniken, heraldiek, schepenzegels, leerlooierijen. Van de Debrabanders. Vruchten van noeste arbeid uit de milieus van De Leiegouw, de Geschied- en Oudheidkundige Kring. (Depaepe, Gisteren, p. 708.) Totaal van de gekte. Buiten alle proporties. Wat Kortrijkzanen in feite hebben beleefd, ondergaan, aan hebben deelgenomen, bepaald, gerealiseerd – dat kom je nauwelijks of nergens te weten. Ieder leven ontbreekt. Niets over openbare WC’s. De Veemarkt, de huisvestingsmaatschappijen, Leiedal, openbare werken, politieke families (gremiums), grondbezitters, vakbonden, de fusie, en dergelijke meer.
Geen spoor van visie. Paradigma’s². Bepaalt de onderbouw de bovenbouw, ook in Kortrijk? Is er ietsoftewat organisch gegroeid? En hoe komt dat dan? Is er hier iets te bespeuren van conflicten, dialectiek³? En een vooruitgangsmodel? Door wie? Waarom?
Wie of wat heeft Kortrijk gemaakt, zoals het was en zal zijn?

DE “PLOTSEN”³bis in de Kortrijkse geschiedschrijving.

Weet je wat? In een sfeer van macht is onkunde als een troef verondersteld.
Hedendaagse historie van bij ons is:
Plots is Sansen burgemeester.
Plots wordt Kortrijk gebombardeerd. Plots is er een fusie van gemeenten, en welke? Plots is daar een verkeersvrije winkelstraat. Plots is daar Leiedal. Plots is er een Conferentie van Burgemeesters. Plots wint de Gilde in de verliezingen, of integendeel de middenstand. Plots zijn er twee stadssecretarissen. Plots een Woonregie. Plots een mega-winkelcompex. Plots geen nieuw zwembad meer. Plots komen er zeven bruggen. Plots is Stad alles wat met creatie, innovatie, design heeft te maken.

Allles valt hier uit de lucht. (Ibidem, p.1)
Onze plaatselijke historiekers (Lousse, Pirenne, e.a.) apteren dit of merendeels juist niet en zoals gebruikelijk in dit soort middens hebben ze dan verschrikkelijk veel moeite om dit toch ergens organisch of materialistisch te duiden. (In navolging van pedagogisch historicus Marc Depaepe weet ik nu absoluut niet wat ik nu zeg.)

Als we daar een keer een met zijn allen een antwoord konden op vinden: wat is nu en vroeger typisch Kortrijk?
DAT IS DE VRAAG EN HET ENIGE WAT WETENSWAARDIG IS.

Cfr. Depaepe: geen reductionisme, misschien zelfs weigeren van een teveel aan intertekstualiteit? (Zie ook: Germonprete.)
Mijn onwetenschappelijk buikgevoel: zeker in een locale samenleving die is gedomineerd door één ideologie en bijhorendemachtscentra (wezen zij vrijzinnig of confessioneel) is plaatselijke geschiedschrijving potentieel, van meetaf aan onbestaande, of zwaar gecensureerd.
De handelingen (geschriften) van Leiegouw en de Kringen zijn daar een veruitwendiging van. (In socialistische burchten als Antwerpen of Gent zal het wel niet anders zijn, met niet minder reductie. Zie ook de verschillen tussen het “nieuws” op de lokale TV en pers (multimedia.)

Maar de brede meer politiek-maatschappelijke gerichte studies over Kortrijk, waar zijn of blijven ze?
Waarmee moeten we dan nu het stellen op dit gebied (veld)?

Wanneer staat de Pirenne van Kortrijk op?

(Wordt vervolgd.)