Nogal wat kamerbewoners in Kortrijk blijken asielzoekers te zijn. (Ik zeg dat niet, zie infra. Ken niet de minste cijfers.)
Hun kamer wordt meestal door het OCMW gehuurd en de bewoners krijgen leefgeld. (Over dat leefgeld straks meer.)
Zo is er iemand (een gevluchte christenmens en leraar) uit Sri Lanka die aldaar zijn gezin achterliet en nu verblijft in een kamerje dat net groot genoeg is volgens de normen. De badkamervloer is wel rot, vanwege een lek in de afvoer van de douche.
Er is hier een stedenbouwkundige verordening die zegt dat bij het opdelen van eensgezinswoningen in meerdere woongelegenheden er minstens één kernwoning behouden moet blijven van tenminste 90 m². Het aantal bijkomende verhuurde kamers mag per kernwoning ten hoogste drie bedragen (twee als het om andere woongelegenheden gaat).
De nieuwe regeling is vooral ingegeven door de vrees dat een dalende vraag naar door particulieren verhuurde studentenkamers zal leiden tot een toename van het aantal logementswoningen in kwetsbare wijken die nu reeds te kampen hebben met problemen op vlak van woningkwalliteit en leefbaarheid. (Cf. Sint-Denijsestraat.)
Het is mogelijk dat u de vorige zin niet begrijpt, maar die staat wel degelijk te lezen in het laatste nummer van “Surplus” van de vzw Samenlevingsopbouw. (Camouflagenaam voor ’t RISO.)
(Dat stedenbouwkundig reglement wou juist beletten dat er in bepaalde straten nog meer studentenkamers zouden komen. Burgemeester wou daarmee net studenten naar de binnenstad lokken, meer speciaal waar nu dat winkelcentrum komt.)
Mieke Spruytte en Dirk Sansen van onderlinge samenlevingsopbouw deden een projectverkenning over kamerwoningen alhier. Tel. 051/24 29 28. Email: dirk.sansen@samenlevingsopbouw.be .
Eén vaststelling valt op: “een aantal kamerwoningen blijken inmiddels studio’s geworden te zijn”. Wie een studio wil verhuren heeft geen “uitbatingsvergunning” (sic) nodig.
Op de website van de vzw “Samenlevingsopbouw” nog geen volledig rapport gevonden van deze “projectverkenning”.
Ja, hoeveel leefloners zijn er hier eigenlijk?
De recente HIVA-studie over de sociale economie alhier weet het zelf niet.
Voor het jaar 2004 vindt men er 380. Over 2005: niets.
Maar daar staat een – intellectueel bekeken – grappige voetnoot bij: “Het cijfer is volgens het OCMW niet correct”.
Vandaar ook dat “de sterke daling van het aantal leefloners niet meteen is te verklaren”. (In 2003: 523.)
Let wel, dit is een citaat uit een studie van universitair niveau (KUL), gemaakt in opdracht van Stad (schepen Lieven Lybeer) en OCMW (voorzitster Franceska Verhenne).
P.S.
Dit stukje is nu wel geschreven in opdracht van mijn spychiater.
Als Freudiaan vindt hij het mijn taak om – ter genezing van de cultuurschokken, opgedaan in de verkiezingsdebatten – toch te blijven schrijven wat moet geschreven worden. Vanuit het Ãœber-Ich. Maar met meer gevoel voor het komische, vanuit het ES of ICH zeker? Zal nog nakijken.