De feesten van 1952, waarvan de uitzonderlijke pracht nog voortleeft in de herinnering van vele duizenden die ze hebben bijgewoond, blijven een van de heerlijkste bladzijden innemen in de geschiedenis van de Groeninghestad.
Daarom past het wel dat wij een en ander, verband houdend met het reusachtig voorbereidend werk en met de onvergetelijke apotheose van de Guldensporenweek, in huidig verslag vermelden. Â
Niet te geloven.
Al in de zittinge van het Schepencollege van 5 september 1947 gaf de heer voorzitter Jules Coussens verslag over een ontworpen buitengewone Elfde Juliviering voor het jaar onzes en des heren 1952. Besloten werd dat er ten leste in 1949 na Christus een Herdenkingscomité in werking zou treden.
En al in 1950 ten slotte werd beslist dat de heer Vander Plaetse Antoon – klokke Roeland – in de krochten van de Raadskelder zou aangesproken worden voor het ontwerpen van een programma. Maar in juli van hetzelfde jaar bleek alras dat de verwezenlijking van het breed opgevatte plan van Mr Vander Plaetse Antoon een te zware financiële inspanning zou vergen.
Toen Jules Coussens na veel onderzoek naar zijn antecedenten echt tot burgemeester werd benoemd gaf hij aan de ontwerper de opdracht om zonder verwijl een uitvoerend comité bijeen te roepen aan de toog van de Raadskelder. Mr. Putman zou de tekst opmaken van het massaspel en Mr. Speybrouck werd belast met de vorming van de praalstoet. Aan de heer Notebaert (later Prijs van Rome) werd het ontwerp van het podium toevertrouwd. Mr. Van Eechaute zou zorgen voor de compositie van de muziek, maar die liet al vlug weten dat hij niets kon uitrichten vermits hij geen tekst in handen had.
Dagen en nachten verstreken in de Raadskelder.
Mr. Speybrouck van de doodsprentjes wroette dag en nacht en weldra werden de eerste tekeningen aan de costumier overgemaakt. Regisseur Vander Plaetse sneed met het ontleedmes in Willem Putmans ellenlang massaspel.
Intussen liep het jaar 1951 ten einde.
Alsdan oordeelde het schepencollege dat het dringend noodzakelijk werd om een Vast Secretariaat op te richten, alsmede een comité voor 1) de financiën 2) de stoet en het massaspel 3) de publiciteit en propaganda 4) de tentoonstellingen.
Het laatst vernoemde comité onder leiding van stadsarchivaris Soete J. kende een kortstondig bestaan. Soete J. kon niet van zijn gewone ambtsbezigheden ontlast en de tentoonstellingen werden uitgesteld tot over twee jaar.
Een vijfde comité “voor de ordedienst” had als voornaamste opdracht de regeling van het verkeer aan de trappen van de Raadskelder en het zesde “technisch comité” richtte zich op het bouwen van de tribune en het podium.
Intussen was het Bestendig Secretariaat van zijn kant begonnen met een systematische propagandeslag. Begonnen werd met de uitreiking van 250.000 postkaarten met de afbeelding van het beeldje van Onze-Lieve-Vrouw van Groeninghe. Daarna volgde in vlug tempo de kosteloze verspreiding van 400.000 sluitzegels en 30.000 affichettes. Ieder venster in de stad werd door toedoen van de politie met een affichette beplakt. Een grote aanplakbrief, voorstellende een Vlaamse krijger, kreeg ook verspreiding over het ganse land. Met de bereidwillige medewerking van de Post en het Nationaal Guldensporencomité en het Commissariaat-Generaal van Toerisme werden ook aanplakbrieven verspreid in de voornaamste Waalse gemeenten. Iedere week gaf men persberichten uit over de werkzaamheden. Op de B.N.R.O. (WTV bestond nog niet) liet men radiopraatjes horen. Het Nationaal Guldensporencomité riep alle Vlamingen uit geheel de wereld op om naar Kortrijk te komen.
Begin mei 1952 startte de firma Delobelle uit Kortrijk met de bouw van het podium. Een speelruimte van 35 meter breed en 20 meter diep. Meerdere speelvlakken. De firma Vander Weyden uit Antwerpen zag zich ten overstaan van de grote belangstelling ten allenkante betoond om een tribune te maken met minstens 5.000 zitplaatsen.
Intussen was de laatse fase van de voorbereiding ingetreden.
De massaherhalingen iedere avond op de Grote Markt lokten telkens talloze kijkers. Onder wie ikzelf. Zelfs de criticasters konden hun nieuwsgierigheid niet bedwingen en bleven urenlang het labeurwerk van regisseur Tone Vander Plaetse gade slaan.
De praalwagens waren intussen gereed gekomen en de kostumen en pruiken werden geleverd.
Na veel wederwaardigheden waren de heren Devolder en Vermander er in geslaagd om het vereiste aantal mensen voor de stoet te recruteren. Dit laatste was des te moeilijker gegaan aangezien het zeer lang de vraag bleef of er op 11 juli zelf – een Vrijdag – tweede uitgangsdag van de stoet wel zou gewerkt worden in de private bedrijven.
De algemene herhaling van het Guldensporenspel met kostumen, pruiken en grime was bepaald op Donderdagavond 3 Juli 1952. De tribune was nagenoeg volledig bezet wanneer om 21 uur het spel een aanvang nam.
En dat weet ik nog goed.
Van bij den beginne reeds schoten bliksemflitsen door de lucht, wat ongetwijfeld liet vermoeden dat een onweder als spelbreker zou optreden. Inderdaad, na 20 minuten spel begon het zodanig te stortregenenen dat de vertoning moest stopgezet worden. Tone trok met luide stem schallend (samen met Lafontaine) de trappen naar beneden van de Raadskelder.
De kostumen hadden geen schade geleden maar wij – schoolkinderen – waren druipend nat vooraleer we beschutting vonden in de Sint-Maartenskerk. De ontruiming van de tribune duurde 20 minuten en er was geen rampenplan. Een ogenblik werd door alle moeders gevreesd dat er kinderen zouden verloren gelopen zijn in de verwarring. Maar de ongewenste stortbui had echter mede door toedoen van de Onze-Lieve-Vrouw van Groeninghe dergelijke incidenten niet verwekt.
Regisseur Tone was er het hart van in omdat aldus de mogelijkheid ontnomen werd de gebeurlijke fouten in het spel (die doorgaans bij algemene herhaling opgemerkt worden) te verbeteren. Het bleek immers niet mogelijk te zijn om tijdens de twee overblijvende dagen een nieuwe algemene repetitie te houden.
Derhalve zou men het de Zondag 6 Juli moeten wagen zonder algemene herhaling.
Hoewel we hier en nu de feestbrochure van toen niet terugvinden willen we in een volgend stuk even verwijlen bij sommige programmapunten waarvan de heerlijkheid en de grootsheid een blijvende indruk hebben nagelaten op iedereen die ze heeft meegeleefd.
En dit ter intentie van Eliza Bruneel en alle bestuursleden van de huidige vzw “Kortrijk 1302”. Inbegrepen het Wetenschappelijk Comité.